t Bedrijf van den kwade | Page 3

Herman Teirlinck
zij
die zwakte met een stalen schicht te duiken--en seffens herkwam van
wijd de droefheid, kalm en zonder deernisse. Bij tijden zakten hare
lippen van weerskanten neerwaarts....
Zij sprak nu van het avondmaal, met korte, rustige woorden te reke; zij
wachtte zelden op een antwoord, zij zei meerendeels een gebod of een
uitlegginge, en ontving weinig bevelen van anderen.
--'t Eten moet klaar worden.
--De tafel moet ge dekken.
--Deze bloemen kan men andermaal best met ruste laten.
Ze ging langzaam bij de tafel en raapte nauwkeurig eenige verslenste
blaadjes op, naderhand nog uit de bloemen zelve geschonden vlekjes
knippend, aandachtig. Ze keek naar 't horloge en merkte, op haar eigen
zakuurwerk, dat de wijzers voorliepen, en kwam die dan trage goed
duwen, met haren duim.
Goedele zei:
--Ja, moeder.
Ze blikte naar Seppie, 't japansche hondje, dat rondtrippelde, om
mevrouw Wilder's rokken, en nu subiet pal bleef en zijn plat snuitje
ophief naar heur en te kwispelen probeerde met zijnen langharigen
steert. Seppie snoof al eens en loerde zijwaarts, tuk op een zoetig
woord van Goedele of een vriendelijk gebaar. Hij kwam dan endelijk
toch aandrillen, ongeroepen en schuchter, en wreef zijn leelijk
koppeken tegen haren voet.

--Seppie maakt uw schoenen vuil met zijn tonge.
--Wat zou hij?
Ze wilde 't beestje vrij praten, en boog zich en streelde 't al krabbelend
achter zijne ooren. Ze zei dat het koes moest blijven en braaf zijn en
schoone manieren hebben, en was dan te wege weg naar de keuken bij
Marie om alles te schikken. Maar mevrouw Wilder gebaarde dat zij wat
wachten moest.
--Is vader in den lochting?
--'k Zag hem wandelen tusschen de palm-struiken.
--Wiezeken is ziek.
Goedele tort naderbij. Mevrouw Wilder zette zich neer en zuchtte diep,
en hare oogen werden droeve. En ze vroeg:
--Wist ge dat Wiezeken ziek is? Neen, moeder.
Ze staarde scherp naar Goedele en hief hare hand een endeken op.
Seppie keek nieuwsgierig toe, zijn tootje scheef draaiend ten teeken dat
hij luisterde.
--Ze hebben niet ommegezien. Ze zijn samengegaan. Ze hebben hun
eigen in 't verderf gestort. Ze hebben mij miskend en hun eigen in 't
verderf gestort....
--U miskend....
--Ja.
Ze stond vluggelings rechte en tort naar heure dochter toe en neigde
een beetje, haren hals uitrekkend om te kunnen fluisteren tusschen hare
tanden:
--Zult gij ze verontschuldigen?... Zwijg!

En hare stemme zonk, laag wordend in holle tonen met kapotte
scandeering:
--Van zijn kindsbeen af heeft hij me danig centen gekost, hij.... Hij was
ziek, of hij kloeg dat hij ziek was. Daar zijn hier dokters geweest met
hoopen en op ons kosten hebben ze hun kwakzalverijen verkocht. Wat
heeft hij al niet gehad aan speelgoed en snuisterijen? Wel! Wel!... En
als hij dan een jongen was die endelijk op zijn pikkels staan kon, wat
heeft hij al niet gehad aan nuttelooze plezierkens? En hij ging ter schole,
en 't kostte allemaal. En hij ging naar de Universiteit ... ge zult later
weten wat het gekost heeft. En al die boeken waaruit hij leeren leven
zou? Wat heeft hij geleerd? Hij was ten langeleste ingenieur. Ingenieur
van wat? waar? wat zou het opbrengen? Wel! Wel! Het heeft wat
opgebracht! 't Is proper alzoo.... En daar zit hij nu, met een slonse en
met een kind.
Ze zweeg, haren mond toesnappend op het laatste woord, en ze ging bij
't venster staan en kruiste hare armen over hare borst. Daar viel een
bange stilte in de kamer. Goedele leunde tegen 't klavier en hare
vingeren raakten overhand, bij maniere van onbewust spelen, de
bovenrandjes van een koperen kandeleer. Ze wist dat ze zwijgen moest
als moeder van den verloren broeder sprak, en ze had dergelijke
uitvallen ook al zoo dikwijls gehoord, dat het haar nu niet meer taakte
en zij, maar liefst die overdreven gramschap van zelf koelen of vallen
liet. Ze zag echter wel de diepte van moeder's koppige pijnen en ze
vergaf haar gewillig een slechtdadig woord om wille der oorzake, die
toch een blijvende en zeerdoende wonde was. Ze droeg daarom 't
gewichte van deze ongemakkelijke stilte met verduldigheid en voelde
deernisse. Mevrouw Wilder verliet het venster en ging nog een kanten
doekje schoon leggen, dat gefronst en ommegevouwd lag op 't
schouwblad. Ze deed naderhand de dresse open en toetste even de
kristallen wijnbekers en een paar sineesche potjes, alsof zij dat alles
schikken moest. Seppie trippelde in haren weg en ze fronste wrevelig
hare wenkbrauwen, geweld doende om hem niet buiten de deure te
stampen. Een geborduurd kussen en lag, volgens hare goesting, niet op
zijn plaatse in een breeden leunstoel. Ze moest het eens opslaan en
zuiver leggen te midden, en een haarken wegvingeren, dat er ievers

vasthaperde.
De avond viel daarbinst. Schuinsche klaarten smeten rood uit op het
donkere wandpapier en speelden in aardige tinten langs een
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 91
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.