omdat hij zegde door haar zoo
gelukkig te zijn. Moeder verklaarde dat dees huwelijk heur aanstond,
en mijnheer Vrebos werd met zijne aanvraag goed ontvangen.
Sindsdien geraakte er een beetje verscheidenheid in 't eenvormige leven
der familie Wilder: Sebastiaan kwam wekelijks een bezoek afleggen en
bleef dan soepeeren, en dat alleen was al een gewichtige verandering;
bij tijden werd ook een concert bijgewoond of een tentoonstelling
bezocht; dan moest er in stad gesoepeerd worden--en ook dat was zeer
gewichtig.
Goedele keek toe naar de chrysanthemen, hoe bombastisch ze daar
pronkten in schitterende ijdelheid, met hunne ommekrullende blaadjes,
regelmatig middenwaarts toegevouwd. En hare gedachten, langs vage
wegen, wendden zich geleidelijk naar de toekomst. Ze probeerde na te
gaan, met waarschijnlijke veronderstellingen, hoe 't zijn zou, als ze
dees huis en vader en moeder en grootvader verlaten zou. Zij en voelde
in de verte geen heimwee, geene aandoening daarom. Ze zou hier
uitgaan en zou den dorpel met haastigheid vergeten. 't Was hier ook
zoo leeg, zoo lustloos en vunzig. Naarmate zij opgegroeid was in
sterkte en schoonheid, had zij zich meer en meer vernepen en bezeerd
gevonden, en nu stond zij daar, in hare volle grootte, een machtige
vrouw, gekleineerd en gekwetst door al wat om haar was en werd. Bij
moeder vond ze geen zoetiger toevlucht en vader was peuterig in zijn
dagelijksche manieren; hij en deed maar bekrompen werken en wist
geen doel, en steunde voor gewichtige besluiten op moeder. Grootvader
was hard. Zij vreesde van die drie moeder alleene, omdat moeder danig
struisch was in koppige, strenge besluiten, en korte, scherpe woorden
had. Daarom was heur streelend de brave liefde van Sebastiaan. Zij en
wachtte nooit met koortsig verlangen op hem, noch en vreesde gejaagd
zijn vertrek. Ze liet zich zijn komste welgevallen en vleide zich een
stonde in de lauwte zijner lijze genegenheid. Ze meende wel dat ze hem
liefhad, maar de muren waren hier te eng en te zwaar. Ze zou met hem
trouwen en in 't open geluchte gaan en vrij wezen. Alles zou nieuw zijn.
Ze zou hem liefhebben, omdat hij goed was....
Ze boog zich trage over de chrysanthemen en snoof den kouden geur
ervan en voelde even de blaadjes kittelen over hare wangen. Die jeukte
maakte haar ongedurig en, als zij weer in de boomen van den tuin het
blazend gewaai hoorde roefelen, rechtte zij zich plots op, uit gansch
hare lengte, en bleef roerloos kijken, strak vóór zich heen, naar een
voorbijvliegend beeld. Op dees oogenblik voelde zij gansch haar
vleesch in éene trilling pijnlijk worden en haar bloed slaan in forsche
geuten naar hare slapen. Vluggelings viel om haar al wat bestond en
blijvend zijn zou, en ze rees, grooter en sterker--en moeder en
Sebastiaan en het huis--'t en raakte noch en deerde haar. Ze wou 't
weere voelen zoeven langs hare wangen, ze wou heur haar los laten
vlaggelen en ze wou luisteren naar 't geklapper van 't krakende
geboomte....
Seffens neigde haar voorhoofd en ze zocht verlegen naar 't gewone
zicht der dingen, naar die twee visscherstafereelen aan den wand, naar
't klavier, naar de glazen dresse, met haar menig ruitwerk, zoo drollig
van verve ... en hare oogen steunden erop, alsof zij er fluks naar
grabbelen moest om niet omverre te stuiken. Wanneer ze opnieuw
rustig was, tot ze stille naar 't venster en zonk weg met hare toevallige
gedachten, al over den bonten lochting, een heelen tijd lang.
--Goedele!
Mevrouw Wilder stond in 't deurgat. Mevrouw Wilder was groot boven
de mate, grooter nog dan hare dochter, en struisch ook daarenboven,
breed geschouderd en grove gelend. Haar hoofd was lijk in brutalen
steen gebeiteld, zonder nuttelooze kleinigheden--een laag, plat
voorhoofd tusschen vlakke slapen, blauwe oogen in vierkante holten,
sterke kaken en een stevige kin. Ze zag er uit wel een van tenden de
vijftig jaren, maar effen-zwart bleven heur haren, zorgvuldig te midden
open, in gladde vlechten gekamd en bezij hare ooren in een nat,
regelmatig krulleken vastegeleid. Gerimpeld en was zij niet: haar
gezichte bleef gedurig effen en eenvervig, en nooit en speelde er een
vouwken of tintelde er een kleureken in dat toonloos, gelijkvormig
gelaat. Haar breede hals, ten halve bloot boven de korte krage, was een
paal van stoere kracht. Zij boog zelden. Zij stond, keersrechte, in haar
zwarte merinoskleed; zij droeg haar hoofd daar hooge, waar 't blijvend
was en rijzekens roerde. Zij en droeg oorbellen noch armband noch
eenig ander sieraad; haar trouwring was heel smal en in haren
zwellenden vinger vergroeid. Zij was koud. Ze vereenzaamde zich in
een killige atmosfeer, die zij om haar geschapen had en allerwege
meesleepte, overal stichtend een ongewoon ongemak bij de naderende
menschen. Maar, in haren witten blik, lag anderzijds een verre treurnis,
een verre klacht over leed, dat niet te heelen was. Seffens echter wist
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.