voorover op de zitting van vaders grooten stoel en snikte haar verdriet uit, toen moeder de kamer uit was.
Ze voelde zich echt ongelukkig, omdat broer weggegaan was en meer om den hond gaf dan om haar.
"Ba, die nare hond, die akelige hond! was hij maar nooit hier gekomen!--"
Tony bleef niet lang weg. Zus lag nog met het hoofd op de zitting, toen de deur, die aanstond werd opengestooten en ze plotseling een snuiven en hijgen naast zich hoorde. D��sir�� stak zijn goedigen kop door de armleuning en likte haar krullekopje. Sprong toen achter haar om naar den anderen kant, maar voordat hij haar gezicht kon vinden, trapte zij achteruit: "Ga je weg! naar beest!" Z���� erg meende zij het niet! Ze schrok er zelf van. De hond sprong jankend op zij en liep hinkend op drie pooten de deur uit, de gang in, naar Tony. Zus keek hem na. "Wat zal Tony zeggen," dacht zij.
"Wat is er gebeurd, D��sir��?" hoorde zij Tony vragen.
"Kom hier en laat de baas eens kijken." De hond jankte luider, zeker bevoelde Tony zijn poot. "Heb je in een spijker getrapt?" Juist kwam vader uit het kantoor aan den anderen kant van de gang.
"Wat is er, heeft hij zijn poot bezeerd? Het lijkt wel of die in de knel heeft gezeten."
"Zoo pas liep hij nog op vier pooten naar binnen," antwoordde Tony.
Zus was opgestaan, maar ze ging niet in de gang. Ze durfde vader en Tony niet onder de oogen komen, maar liep de tuindeuren door naar moeder, die aardbeien plukte.
"Kindje, wat heb je toch gehuild. Hoe dom, toch," zei moeder.
Toen barstte ze opnieuw in tranen los en verborg snikkend haar hoofd in moeders rokken.
"Kom, je mag niet zoo jaloersch zijn, Tony komt gauw weer thuis, help moeder maar plukken," hernam moeder, die dacht, dat het alleen daarom was. En zus begon haar te helpen, bang dat vader en Tony komen zouden. Ze vloog niet op, hen te gemoet, toen ze in den tuin kwamen, om D��sir�� naar het hok te brengen.
"Wat is er met D��sir��," riep moeder tegen hen. Zus hoorde, hoe vader vertelde, dat de poot gekneusd was en Tony zei, dat hij niet begreep, hoe het gekomen was. Toen zei moeder, dat ze moest binnen komen.
"Wat zus, ben jij daar? Krijgt vader geen kusje. Ben je zoo ijverig bezig?" Vader kwam naar haar toe. Zus bukte en bukte, totdat Vader haar optilde en haar gezichtje tegen zijn lippen drukte. "Heb je geschreid? Waarom?" Ze antwoordde niet maar sloeg de oogjes neer. Vader schudde haar boven zijn hoofd heen en weer. "Lach eens gauw, lachen, zeg ik." Toen droeg hij haar naar binnen en zei, dat ze zich gauw moest laten wasschen, want dat ze er zoo niets aardig uitzag.
Zus had niet veel te vertellen, maar at zwijgend haar boterham met aardbeien.
Toen moeder haar 's avonds naar bed bracht en zij op moeders schoot haar gebedje had opgezegd, nam moeder haar in de armen, boog haar hoofdje achterover en vroeg: "Is zusje heel lief geweest vandaag?" Toen snikte ze.
"Maar ik had het zoo erg niet gemeend." "Wat," vroeg moeder verwonderd. Zij dacht alleen aan haar boosheid, omdat Tony haar niet had meegenomen. "Ik deed maar even z����, maar ik wist niet, dat ik hem zoo'n pijn deed, heusch niet," zei zus. Nu begreep moeder ineens en vriendelijk maar ernstig zei moeder: "Ik ben blij, dat je er spijt van hebt. Je moet nooit meer zoo leelijk doen tegen D��sir��, omdat broer zooveel van hem houdt."
Zus zei "neen moesje," kreeg een nachtkus en ging slapen.
Moeder vertelde het beneden aan Tony en vader, maar niemand sprak er meer over later. Gelukkig werd de poot gauw weer beter en kon D��sir�� weer heel gauw draven en springen als vroeger. Zus keek niet naar hem om, deed hem niets, maar ging hem een beetje uit den weg en vond het nog steeds niet prettig, als hij mee uit ging. Als broer eens met haar alleen naar Tante ging, die D��sir�� liever niet op bezoek kreeg, dan kon ze niet nalaten te zeggen: "Leuk h��, Tony, weer zoo samen. Met D��sir�� is toch zoo vervelend," en Tony zei maar niets, want hij vond het niets aardig, dat zus zoo weinig met D��sir�� op had.
6. De landlooper.
Een jaar was voorbij gegaan sedert D��sir�� bij Tony kwam en het was een prachtige, groote hond geworden. Tony was ook flink gegroeid en hoe langer hoe meer was hij van D��sir�� gaan houden, die zeer gehecht was aan zijn kleinen baas. D��sir�� was ook voor zus heel lief maar haar afkeer van den hond was eer toe- dan afgenomen. Zij beantwoordde zijn liefkoozingen nooit en als hij te dicht bij haar kwam, zei ze steeds: "Tony, roep hem dan toch. Hij wil me likken."
"Maar je hoeft niet bang te zijn, hij doet je
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.