zal worden aangelegd; d.w.z. wanneer Rusland over dit gebied
de heerschappij zal hebben verkregen. Het heeft zich dan ook de
concessie voor deze lijn reeds verzekerd, om de turksche regeering te
verhinderen, haar te laten aanleggen, teneinde voor het troepenvervoer
over de grenzen te dienen; maar toch zal die spoorweg niet worden
gebouwd, eer geheel Armenië aan Rusland onderworpen is. De
Armeniërs beweren, dat Rusland op alle mogelijke wijzen de
verzwakking der turksche grensprovincies in de hand werkt, en met dit
doel ook de gruwelen lijdelijk heeft aangezien.
Zich voortzettend naar het Oosten, maar na Erzeroem geen straatweg
meer, gaat de weg verder naar Malazguert, Baïazid en het meer Van;
daarna over Khoï naar Perzië; komt uit te Tebriz en loopt vervolgens in
verschillende richtingen naar de perzische hoofdplaatsen. Hij vormde
de helft van den grooten handelsweg der oudheid, die langs geheel
Klein-Azië liep. Maar van dit westelijk deel is zeer weinig
overgebleven. Slechts op enkele plaatsen ziet men er nog de sporen van.
Evenzoo is het gegaan met den tak, die van Tokat naar Mossoel liep
over Sivas (Sebaste), Malatia (Melitta), Kharpoet en Diarbekir, hoewel
de groote Sultans van den ouden tijd, vooral Moerad, in de 16e eeuw,
hier verscheiden prachtige khans (pleisterplaatsen) lieten bouwen,
waarvan sommige, schoon thans vervallen en ongebruikt, nog bestaan.
Hoe zou een land tot welvaart kunnen geraken, waar alles op den rug
van lastdieren moet worden vervoerd? Alleen de bovengenoemde
wegen zijn door voertuigen berijdbaar, die zeer zelden gebruikt worden;
omdat zij duur zijn, en niemand in snelheid eenig voordeel ziet.
Die snelheid is dan ook bovendien niet noemenswaard.
Een span paarden moet den geheelen afstand afleggen; zes dagen
hebben zij noodig voor de 340 kilometer van den straatweg, en acht of
tien, als het dooiweder is.
Des winters valt aan reizen niet te denken tusschen November en April.
Men heeft wel plannen gemaakt, om pleisterplaatsen op te richten, waar
andere paarden zouden zijn te krijgen, om zoodoende den weg in twee
of drie dagen te laten afleggen, waardoor een gedeelte der perzische
handelswaren weder langs dezen weg zou worden vervoerd; maar daar
uit Europa geen hulp was te verwachten, bleven de inwoners
werkeloos.
Men bedient zich, hoewel dit vervoermiddel nog tweemaal zooveel tijd
vereischt, van arabas, kleine logge, krakende karretjes, op dichte
wielen, die door ossen wordt getrokken.
Het is een zonderling gezicht, die kleine lompe voertuigjes, vooral
wanneer daarin een zestal armenische vrouwen zijn gezeten, in
europeesche kleederdracht. De weg wordt druk begaan door de vele
lastdieren, ezels, muilezels, paarden en vooral kameelen. Het is voor
den vreemdeling altoos een merkwaardig schouwspel, deze wanstaltige,
maar sterkgebouwde dieren in lange rijen te zien voorbij trekken,
beladen met bergen van pakkisten, en met hun bengelende klokjes aan
den hals. Zij worden goed verzorgd; zelfs op de rustplaatsen, waar zij
gedrenkt worden, nadat hun last in een der khans is nedergelegd,
worden hun de dekkleeden niet afgenomen. De aanvoerder van den
kameelen-optocht prijkt met een prachtig soort tuig van bontgekleurde
wol, versierd met witte schelpen en kleine spiegeltjes. Trotsch houdt hij
zijn kop met de roode en blauwe vederbossen omhoog geheven, treedt
voorzichtig langs het smalle spoor, dat door menschen schijnt gebaand,
en weet met zekeren stap alle oneffenheden van den bodem te
vermijden.
Zij zijn de eenige dieren, die midden in den winter deze tochten blijven
volhouden. Dan komen zij, met hun ruige, wit berijpte vacht, als
spoken in de verte opdagen, en ijskegels hangen als een franje aan hun
langen hals, daar hun adem bevriest in de ijskoude lucht. Geen wonder,
dat met zulke onvoldoende hulpmiddelen de zaken niet bijster vlot gaan.
Feitelijk is Armenië een dood land. Maar het zou kunnen leven, en in
de inwoners schuilt genoeg kracht om het te doen herleven, wanneer
daartoe slechts van buitenaf de stoot werd gegeven.
Christenen zoowel als Mohammedanen zijn hier traag en onverschillig,
maar vasthoudend, geduldig en taai, als hun kameelen en hun arabas.
Noch godsdienst, noch rassenverschil maakt tusschen hen veel
onderscheid. Ze hebben allen dezelfde gebreken en dezelfde goede
hoedanigheden; alleen in de steden wint de Armeniër het van den Turk,
echter niet door zedelijk overwicht, zooals later zal blijken. Buiten, op
het land, levend in dezelfde omstandigheden, en denzelfden arbeid
verrichtend, gaan zij broederlijk met elkander om. Men kan dit het best
beoordeelen, wanneer men, zooals ik, deze regels heeft geschreven, ten
aanschouwe van verbaasde Armeniërs, Turken en Kurden, inwoners
van één dorp, die eendrachtig mijn photographieën kwamen
bewonderen, en een vriendschappelijk praatje maken. Zij dragen allen
dezelfde kleeding, spreken hetzelfde turksche dialect, wijden zich met
denzelfden bedaarden ijver aan het inhalen van den oogst, en zien met
dezelfde onverschillige gelatenheid den winter tegemoet. Den
vreemdeling beschouwen allen met een mengeling van welwillende
nieuwsgierigheid en wantrouwen. Zij zouden het wel gaarne evenver
hebben gebracht als hij; maar 't moet hun geen moeite
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.