Wat er te zien valt in Armenië | Page 4

Noel Dolens
Goktscha in Rusland, dat
van Van in Turkije, en van Oermiah in Perzië. Het laatste grenst enkel
aan de Westzijde aan het grondgebied van het oude Armenië. Het meer
Goktscha is ook eerst in den laatsten tijd armenisch geworden. Het
meer Van is dat echter altijd geweest. Het is een zoutwaterplas, en
visch wordt er slechts gevonden in de buurt van de mondingen der
rivieren, die zich erin uitstorten, en waarvan het water, door een
zonderling verschijnsel, bovendrijft, aan de oppervlakte van het brakke
water van het meer. Men heeft opgemerkt, dat de hoogte van den
waterspiegel aan verandering onderhevig is, en rijst of daalt, zonder dat
men de oorzaak hiervan kan verklaren.
Het wordt weinig bevaren; want de meeste reizigers zijn er niet op
gesteld, zich te wagen in de lompe zeilbooten, en trekken liever te
paard het meer om. Als de wind gunstig is, kan men het meer in een
dag oversteken; maar dikwijls gaat een week voorbij, zonder dat er een
koeltje aan de lucht is, terwijl somtijds heftige stormen opsteken,
waartegen de booten niet bestand zijn.
't Is het best, den noordelijken weg naar Van te kiezen.
Daar ziet men voor het eerst na het liefelijk gelegen vilayet Trebizonde
weer een plekje groen. De geheele streek, en de bergen in den omtrek,
zijn kaal en woest; maar de tuinen, die de oude stad Van omringen, en
waarheen zich elken dag de bewoners begeven om hun groenten en
vruchten te kweeken, zijn verrukkelijk gelegen, in de schaduw hunner
vruchtboomen, en Turken en Armeniërs arbeiden daar samen in
broederlijke eendracht. Hier bevindt men zich dan ook in een
gematigde luchtstreek, die naar het Zuiden bijna tropisch warm wordt,
doch in het Westen en Noorden grenst deze streek aan de hoogvlakte,
waar een continentaal klimaat heerscht.
Land- en tuinbouw zouden hier nog veel grootere resultaten leveren, als
zij, die ze beoefenen, meer vooruitstrevend waren gezind.
Waarschijnlijk is deze streek vroeger bedekt geweest met bosschen;
maar rondom het meer Van zijn deze thans geheel verdwenen. In

Kurdistan ziet men echter nog prachtige alleenstaande noteboomen.
Keghi, op de hellingen van den Dersim gelegen, is de boschrijkste plek
van Armenië; maar in de meer naar het Zuiden gelegen zeer vruchtbare
streken van Malatia, Kharpoet, en Diarbekir zijn slechts enkele tuinen,
waarin moerbeziën en wingert groeien. In het Westen treft men in het
vilayet Sivas, vooral naar de zijde van Tokat, uitgestrekte bosschen aan.
In de dalen van den Tschorokh en den Tortoem zijn de bosschen te
hoog gelegen, om geveld te kunnen worden, daar de ossen die steile
hoogten niet kunnen beklimmen. Ook de hellingen van Azort en
Narimân ten Oosten van Tortoem, op de russische grens, blijven
dichtbegroeid, omdat men niet over de noodige middelen beschikt, om
het hout te kappen. Op de hoogvlakte zelf zijn alleen in de omstreken
van Erzindjan nog bosschen te vinden. Hier heeft men dan ook niet
zooveel brandhout noodig, daar deze streek door klimaat en
vruchtbaarheid nog als tot de gematigde luchtstreek behoorende kan
beschouwd worden. Maar overal, waar het klimaat het verbruik van
groote hoeveelheden brandstoffen noodzakelijk maakt, is geen hout
meer te vinden. Het moet van veraf gelegen plaatsen worden
aangevoerd, en is daardoor zeer kostbaar. Tot de dunste
eikenstammetjes worden met wortel en al uitgegraven, en zoodoende
breidt deze verwoesting zich over een steeds toenemende oppervlakte
uit. Deze onnadenkende handelwijze, die zulke nadeelige gevolgen na
zich sleept, en niet eens gerechtvaardigd is, daar overal kolen worden
gevonden, vloeit voort uit de zeer hevige koude, die op de hooger
gelegen plaatsen heerscht gedurende meer dan zes maanden in het jaar.
De bewoners loopen daar voortdurend gevaar, van koude om te komen.
In 1903 daalde de thermometer te Erzeroem tot 39° onder nul en 's
winters heeft men daar dikwijls weken en maanden achtereen een
temperatuur van 15°-25° onder nul. Zelfs in de gematigde luchtstreek
doet zich de onmiddellijke nabijheid van dat continentaal klimaat
gevoelen, al naar de hoogte, waarop de verschillende plaatsen zijn
gelegen. Zoo ligt bijvoorbeeld te Bitlis de sneeuw op de bergen, in de
stad, en de vallei dikwijls vijf meter hoog; maar de koude is er toch
veel minder hevig en de winter minder lang, dan in het midden van het
land. De streek tusschen Baïazid en Sivas zou men een tweede Siberië
kunnen noemen. Het reizen te paard is er uiterst moeilijk, en als men er
door een sneeuwstorm wordt overvallen, gaat men een wissen dood

tegemoet. Toch is hier een weg gebaand, waarlangs de gemakkelijk
glijdende sleden geregeld het verkeer onderhouden, terwijl tusschen
Mouch en Bitlis de sneeuw zoo hoog ligt, dat hier slechts kleine sleden,
door één man getrokken, in gebruik zijn; paarden zouden daar
wegzinken. Dat klimaat is een ramp van Armenië, en het zou slechts
kunnen worden bestreden met alle hulpmiddelen, die der beschaving
ten dienste staan.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 55
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.