Wandelingen door België | Page 3

Not Available
vuur allen plantengroei heeft gedood. Van het terras van het kasteel van Bergen overziet de blik eene wijde, golvende, kale vlakte, hier en daar met eene armelijke, verschrompelde flora besprenkeld en overdekt met een vuile, met den dag dichter wordende lijkwade van rook en roet, afkomstig uit de hooge schoorsteenen der tallooze fabrieken. Dezen gruwel kenden althans onze voorouders niet. Onder dien langzaam, maar gestadig wassenden zondvloed van kolendamp, wordt de dampkring doortrokken van roetkleurige tinten, die zelfs het daglicht van zijn glans berooven; de zon zelve zinkt weg in een zee van vuile zwarte dampen, als een schip in een oceaan van inkt. Welk een overgang voor wien, als wij, uit het idyllische vlaamsche land komt, uit dat stille, kalme paradijs van malsche groene weiden, het beloofde land van herders en runderen! Hoe moeilijk gewent zich onze blik, waarin zich nog het liefelijk beeld van het vlaamsche landschap weerspiegelt, aan die sombere, geschonden, donkere natuur; aan dien doffen, in stinkenden nevel gehulden horizon, waartegen zich de zwarte massa's afteekenen van eene menigte vormlooze, kale en naakte heuvels en terpen! Hier strooit de rozenvingerige dageraad geen regen van topazen, robijnen en smaragden over de met schitterende dauwdroppels besprenkelde weiden; neen, als een gewonde in onreine doeken gewikkeld, bevlekt hij den hemel met een bloedroode streep, wier kleur weldra verdoofd wordt door het vuile zwarte stof, in dichte wolken opdwarrelende van de dorre aarde. Poog hier geen herderszang te beluisteren, en zoek niet naar de ruischende voetstappen der dichterlijke sage, rondwandelende door het bloeiende land: deze aarde is vervloekt; een onuitblusschelijk vuur verteert haar ingewand; legioenen schoorsteenen braken onophoudelijk zwarte rookwolken over haar uit, die haar met een vuil stinkend lijkkleed overdekken. Overal wordt het oog beleedigd door stijve, geometrische figuren en getimmerten, wier wonderlijk verwarde lijnen en omtrekken zich als zware zwarte strepen afteekenen tegen den zwartachtig grijzen hemel en van verre gelijken op de geraamten van reusachtige walvisschen. Overal een afschuwelijke chaos van schoorsteenen, van balken, van getimmerten, nauwelijks van elkander te onderscheiden bij de twijfelachtige schemering van dien onreinen dampkring, en het gelaat der aarde bedekkende als met een reusachtig masker van ijzer en hout. Nog eens, dezen vloek en dezen gruwel kenden onze voorvaderen niet; zulke onvergefelijke ontwijding der natuur hebben hunne oogen nooit aanschouwd.
Van het kasteel te Bergen overziet men het middelpunt van het kolendistrikt. Verder op, naar den kant van Charleroi, dien anderen krater, die onophoudelijk een vlammenden stroom van kool en ijzer uitbraakt, vindt men nevens de steenkolenmijnen, ook pletterijen en glasblazerijen; maar hier heerscht de kolenindustrie alleen en onverdeeld, in geheel de landstreek, onder den naam van de Borinage bekend. Niets leidt hier de aandacht af van het groote werk der kolenontginning; alle krachten en vermogens, alle werkzaamheid en inspanning is op dit eene doel gericht; allen verwachten brood, welvaart, rijkdom van het zwarte goud, dat het nimmer rustende houweel der delvers aan dit onderaardsche Californi? ontrukt. Het hijgend snuiven der machine, die de kooien rusteloos op en neder doet gaan,--eene schelle symphonie, die ge nimmer vergeet als zij eenmaal uwe ooren trof,--is als de gloeiende, gejaagde ademhaling van het koortsige leven dat daar in de diepte woelt. Nu en dan stijgt een geweldig geloei, als van gewonde bisons, uit den schoot der aarde op, gelijk een kreet van smart en woede van den vertoornden titan. Deze en andere geluiden, de ratelende donder der waggons die in volle vaart over de platformen rollen; het gelui bij de aankomst en het vertrek der kooien; en beneden in de galerijen, het rammelen der door paarden langs de rails voortgetrokken of langs eene schuine helling afglijdende karren, het brullen en stampen der machines:--dit alles te zamen vormt een onharmonisch, oorverscheurend, verdoovend orkest, een baaiert van geluiden, wel passende bij de akelige doodschheid van dit sombere landschap, waarover de hooge schoorsteenen, als zoo vele gapende drakenmuilen, onophoudelijk wolken van zwarten rook en vuilen kolendamp uitbraken.
Waarheen ge den blik ook wendt, overal stuit ge op groote terpen, als het ware puisten en gezwellen op het gelaat der aarde, door de inwendige gisting te voorschijn geroepen: dat zijn de zoogenoemde terris. Met iederen dag wassen zij in omvang door de sintels en slakken, die daar worden opgestapeld. Sommigen zijn bijna kleine bergen met afgeknotten top, met half ingezonken hellingen en diepe sporen en groeven, niet ongelijk aan reusachtige litteekenen. Onder de ruwe, grove oppervlakte smeult het bestendig, en het verborgen vuur zendt zwermen van vonken omhoog, die 's nachts de zwarte massa dezer donkere terpen fantastisch verlichten en met roode stippen bezaaien. Langzamerhand echter ontfermt de weldadige natuur zich over deze monsterachtige gedrochten: dan ontkiemt het groene gras in de spleten, dan beginnen de wortels der planten en boomen zich uit te spreiden tusschen de geblakerde steenen en het zwarte gruis; dan worden eindelijk de kale verbrande hellingen bedekt
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 63
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.