mannelijke, vooral daar zéér vele
vrouwen getoond hebben uitstekend geschikt te zijn voor organiseerend
en administratief werk. En voor het beheer over geldmiddelen zijn de
vrouwen zeker niet minder geschikt dan de mannen; nauwkeurigheid en
zuinigheid zijn te allen tijde nog veel meer specifiek vrouwelijke
eigenschappen geweest dan mannelijke. En wat de vervulling van het
burgemeestersambt betreft: sedert eenige jaren staat in Engeland dit
ambt ook voor vrouwen open, en over die vrouwelijke functionarissen
schijnt men daar best tevreden te zijn. Willens en wetens heeft men dus
in 1904 de gemeentewet in het nadeel der vrouwen veranderd.
Evenzoo is in datzelfde jaar 1904 bij de herziening van de Wet op het
Notarisambt art. 23 gehandhaafd, waarbij bepaald wordt, dat een vrouw
geen getuige mag zijn bij het opmaken van een notarieele acte. Toch
waren er talrijke adressen bij den Minister van Justitie ingediend met
verzoek deze voor de vrouw zoo kwetsende bepaling te schrappen. En
al wederom rijst de begrijpelijke vraag: zou men ook aldus hebben
gehandeld indien de vrouw zich als kiezeres had kunnen doen gelden?
Eenzelfde opzettelijk uitsluiten van de vrouw geschiedde in 1912, toen
in de Beroepswet werd bepaald dat geen vrouwen kunnen zitting
nemen in de Raden van Beroep of in den Centralen Raad van Beroep.
Toch zijn er werkgeefsters en arbeidsters, en zijn er eveneens vrouwen
te vinden, die voldoen aan de eischen die gesteld worden aan de leden
van den Centralen Raad van Beroep. Maar men heeft door de bepaling
dat enkel mannelijke ingezetenen des Rijks benoembaar zijn, de
vrouwen aan den eenen kant belet om voor de belangen der vrouwelijke
werkgeefsters en der arbeidsters op te komen, en aan den anderen kant
een goed gesalarieerde betrekking voor haar onbereikbaar gemaakt.
Wat nu betreft het feit dat in vele ambtelijke betrekkingen slechts de
lagere rangen voor de vrouwen openstaan dient o. a. gewezen te
worden op de arbeidsinspectie, waar de adjunct-inspectrice in rang
steeds blijft beneden den adjunct-inspecteur. Men heeft in 1909 voor
deze vrouwelijke ambtenaren de examen-eischen verlaagd, zonder
daarom haar werkkring in belangrijkheid te doen verminderen. De
lagere eischen die men toen echter voor het examen aan haar ging
stellen, waren voldoende motief om haar salaris aanzienlijk te
verminderen, en veel lager te stellen dan dat van den adjunct-inspecteur.
Verder op den dienst bij Post- en Telegrafie, waar ook slechts de lagere
rangen door vrouwelijke ambtenaren kunnen worden bezet. Men is in
dezen tak van dienst zelfs op dit moment nog bezig om meerdere
belemmerende bepalingen ten opzichte van de vrouwen in het leven te
roepen. Konden tot nu toe de vrouwen nog werkzaam zijn als commies,
en konden zij het beheer hebben over kleinere post- en
telegraafkantoren, thans Juni 1913 is door den betrokken Minister het
besluit genomen, en door het Hoofdbestuur van Post- en Telegrafie
gepubliceerd, dat in het vervolg geen vrouwen meer zullen worden
toegelaten tot het examen van commies. Van 1914 af zullen dus ook de
hoogere rangen, die tot nu toe wél bereikbaar waren, nog bovendien
voor de vrouwen zijn afgesloten.
Is er sterker bewijs te leveren voor de bewering dat enkel het bezit van
het kiesrecht de vrouwen zal kunnen vrijwaren voor een dergelijk driest
ingrijpen in hare bestaansvoorwaarden? Zelfs al komt wellicht een
andere regeering het besluit van den reactionnairen minister te niet
doen, zoo blijft de vrees toch steeds bestaan, dat bij verandering van
bewind de zaak weer opnieuw ten nadeele van de vrouwen wordt
geregeld.
Doch genoeg over deze zijde van het vraagstuk.
Hoe staat het echter met de vrouw die in de meer gangbare beteekenis
van het woord loonarbeidster is; heeft ook zij behoefte aan het
kiesrecht?
Wanneer men zich op het standpunt stelt, dat wie belang heeft bij de
wetgeving, ook in staat moet worden gesteld er invloed op te oefenen,
dan heeft wellicht niemand meer dan juist de loonarbeidster behoefte
aan het stemrecht. Zij, die door den drang der omstandigheden werd
gedreven naar werkplaats en fabriek, kantoor of winkel, eensdeels
omdat in het gezin niet genoeg werk meer is te vinden voor veel
vrouwenhanden, (immers nam de groot-industrie een groot deel van de
vroegere taak der vrouwen over) anderdeels omdat bij de
noodzakelijkheid om datgene te koopen wat vroeger in het gezin werd
vervaardigd, het loon van den vader alleen niet meer voldoende was om
in de levensbehoeften te voorzien,--kwam daar binnenvallen op de
arbeidsmarkt, en haar deel opeischen van het werk, zonder dat er een
plaatsje voor haar open was. Dat gaf natuurlijk een geweldige botsing
en een strijd van belang. De vrouw werd door de mannelijke werkers
volstrekt niet met open armen ontvangen en had veel moeite zich een
bestaan te veroveren. Toch gelukte haar dit in zeer vele gevallen, omdat
zij arbeidzaam is en handig, en een zeer bruikbare werkkracht bleek te
zijn. Doch in vele gevallen kan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.