Vrouwenkiesrecht | Page 4

Aletta H. Jacobs
door

invoeging van het woord "mannelijk" het kiesrecht voor de
gemeenteraden, hetwelk de vrouwen vóór dien tijd bezaten, haar
ontnomen. In 1894 verloren zij het recht als "eigenaars" bij
verschillende aangelegenheden te stemmen en in 1899 verloren zij het
recht om in armbesturen te zitten. In 1902 ontnam men haar het recht
om in schoolbesturen te worden gekozen. Na een zwaren strijd hebben
zij nu al deze rechten herwonnen, maar de vele wetten, die in dien tijd
aangenomen zijn, waarbij vrouwen uit vele beroepen gehouden of
anderen voor hen gesloten worden, zijn legio en niet zoo gemakkelijk
te niet te doen.
Langen tijd waren Amerika en Engeland de eenige landen waar de
Vrouwenkiesrechteisch gehoord werd. Onder de Europeesche landen
behoort Nederland tot een der eerste landen, die dit voorbeeld volgden.
Ook in ons land ging de eerste eisch tot uitbreiding van
mannenkiesrecht gepaard met het ontnemen van dit recht aan de vrouw.
De voorstellen tot grondwetswijziging in 1881 ingediend, waarin de
eisch voor het uitgebreider mannenkiesrecht was geformuleerd, gaven
tevens aan om dan in elk artikel met betrekking tot kiesrecht en
verkiesbaarheid voor het woord "Nederlander" het woord "mannelijk"
te plaatsen en ook daar waar het woord "Nederlander" door het woord
"ingezetene" is vervangen. Door deze bijvoeging toonde men duidelijk
aan, dat bij de oude grondwet de vrouw niet van het kiesrecht was
uitgesloten en dat Burg. en Weth. van Amsterdam, het Kantongerecht
in Amsterdam en de Leden van den Hoogen Raad in den Haag,
onwettig handelden, toen zij in 1883, toen nog de oude grondwet van
kracht was, afwijzend beschikten op een verzoek om op de kiezerslijst
geplaatst te worden van eene vrouw, die aan alle eischen, aan een
kiezer gesteld, voldeed. Bij de oude grondwet waren de vrouwen niet
van het kiesrecht uitgesloten, zij verloren dit recht bij de eerste groote
uitbreiding van mannenkiesrecht.
Toch duurde het nog tot 1894 alvorens in ons land eene
vrouwenkiesrechtvereeniging tot stand kwam. Het waren eenige leden
van de Vrije Vrouwenvereeniging die de mannen en vrouwen
samenbrachten, door wie in den aanvang van 1894 de Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht werd gesticht. Deze vereeniging die nu bijna 20

jaren gewerkt heeft om de vooroordeelen te overwinnen, waarmede
elke nieuwe beweging te kampen heeft, bezit thans bloeiende
afdeelingen over heel het land en telt hare aanhangers bij duizenden.
Op dit oogenblik zijn er in alle werelddeelen en in bijna alle landen van
Europa vereenigingen, die strijden voor invoering van
vrouwenkiesrecht, en die aangesloten zijn bij den Wereldbond voor
Vrouwenkiesrecht. Alleen in Spanje, Griekenland en Perzië zijn de
vrouwen met hare organisaties nog niet zoo ver om zich bij den
Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht te kunnen aansluiten, maar het is
toch bekend dat ook daar reeds vele vrouwen samenwerken om invloed
te krijgen op het staatsbestuur.
Deze, thans in alle landen geuite, wensch der vrouwen om aan den
regeeringsarbeid deel te nemen, vindt zijn grond in hoofdzaak in de
tegenwoordige taak der regeeringen. Bij de sociale wetgeving, die thans
overal aan de orde is, wordt ten eerste de onderlinge verhouding der
menschen wettelijk geregeld en ten tweede beweegt de regeering zich
daarbij op een terrein, waar van oudsher de werkkring der vrouw lag. In
beide gevallen willen de vrouwen recht van medespreken hebben. Zij
meenen dat waar bijv. de verhouding geregeld wordt van werkgever tot
werknemer, de vrouwelijke deelnemers aan den arbeid mede gehoord
dienen te worden; dat waar de verhouding van man tot vrouw of van
ouders tot kinderen geregeld wordt, de vrouw als echtgenoote of
moeder dient mede te spreken; zij voelen het als een groote
onrechtvaardigheid dat in zulke gevallen de verhouding éénzijdig
geregeld wordt, door aan een van de beide partijen het recht van
medezeggenschap eenvoudig te onthouden.
En waar de regeering zich tegenwoordig bemoeit met het verzorgen
van ouden, armen en zieken, met kinderbescherming, kinderopvoeding
en kindervoeding, met wetten voeding en huisvesting betreffende en
nog tal van andere moederlijke bemoeiingen meer, daar meent de
vrouw, dat zij zich de haar opgelegde taak op aarde, er de moederrol te
vervullen, niet verder uit handen mag laten nemen. Het ligt toch voor
de hand dat de vrouwen, die van oudsher zich met al deze zaken
hebben belast, die daarvoor eene roeping gevoelen en die zich ter wille

van dit werk hebben laten terugdringen van andere arbeidssferen, zich
verplicht gevoelen om bij de wettelijke regeling er van de moederstem
te laten medespreken.
De woorden, waarmede de heer Carl Bonde, Bisschop van de
Luthersche Kerk te Stockholm, tijdens het Congres van den
Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht aldaar in 1911, zijne rede over dit
vraagstuk eindigde, dat "de tijd voor invoering van vrouwenkiesrecht
reeds lang is gekomen en de regeeringen in alle landen met deze
invoering niet meer te vroeg maar wel te laat kunnen komen,"
verdienen in parlementen ernstig overwogen te worden.
Vóór men op het gebied van sociale wetgeving
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 38
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.