Vrouwenkiesrecht | Page 3

Aletta H. Jacobs
opvoedend werkt. In het gezin kan men
tot huiselijke deugden worden opgevoed, in het vereenigingsleven doet
men meestal de indrukken op, die iemand tot een goed maatschappelijk
mensch vormen. Het "allen voor een en een voor allen," dat zich verder
moet strekken dan tot eigen familiegroep, leert men in hoofdzaak alleen
buiten het gezin en het meest in het vereenigingsleven.
Men kan echter aan het kiesrecht ook nog eene symbolische beteekenis
toekennen. Het kiesrecht stempelt den bezitter tot een vrij, een mondig
burger. Het verheft hem boven zijn niet-kiesgerechtigden medeburger,
die als geestelijk minderwaardige, niet in staat wordt geacht zijn
kiesrecht naar behooren te kunnen vervullen.

Tot zulke niet-kiesgerechtigde burgers, tot zulke minderwaardigen in
den lande, behooren in Nederland alle vrouwen. Toch mag daaruit niet
de gevolgtrekking gemaakt worden, dat men de vrouwen in het
algemeen geestelijk zoo minderwaardig beschouwt, dat men haar niet
in staat acht het kiesrecht naar behooren te vervullen. Veeleer moet het
niet-kiesgerechtigd zijn worden toegeschreven aan het feit dat de
vrouwen, door den ontwikkelingsgang der maatschappij, buiten het
politieke leven zijn geraakt en dat er tot voor betrekkelijk korten tijd
geen sterke drang uitging van de vrouwen om er weder in te worden
opgenomen.
Wel waren er in de laatste eeuwen in alle landen vrouwen, die inzagen
van welk groot belang het voor de vrouw en de maatschappij was als
mannen en vrouwen samen de belangen van den Staat regelden, maar
dit waren altijd op zich zelf staande personen, die er niet in slaagden
genoeg geestdrift te wekken om vereenigd voor dit recht te gaan
strijden. Voor een deel was dit een gevolg van de toen bestaande
maatschappelijke toestanden, die zoo geheel anders waren als nu; de
vrouw was daardoor te veel aan haar huis gebonden om zich met zaken,
het algemeen belang betreffende, veel in te laten. Toch hebben in het
laatst der 18e eeuw reeds een aantal Fransche vrouwen, onder leiding
van de schoone, later onthoofde, Olympe de Gouges, eenigen tijd zeer
krachtig voor vrouwenkiesrecht gestreden. Uit dien tijd dateeren ook
twee geschriften, de een van den Franschen Staatsman, Condorcet, die
even als in zijn vlugschrift ook in het Fransche Parlement de toelating
der vrouwen tot de stembus op zeer deugdelijke gronden verdedigde;
de ander van Mary Wollstonecraft, die in Engeland voor de rechten der
vrouw een zeer krachtig schriftelijk pleidooi hield. Beide geschriften
zouden nog door de verdedigers der politieke rechten der vrouw met
vrucht kunnen worden aangehaald.
Toch moesten er blijkbaar nog andere dingen gebeuren om de vrouwen
te doen inzien dat zij tegenover de maatschappij verplicht waren,
medezeggenschap te verlangen bij het maken der wetten. En zoo
duurde het tot het midden der 19e eeuw alvorens er ergens een
georganiseerde vrouwengroep voor hare politieke ontvoogding begon
te strijden. Amerika ging voor. Het waren vrouwen, strijdende voor de

afschaffing der slavernij, die het eerst hare machtelooze positie voelden,
zoolang zij allen rechtstreekschen invloed op de wetgeving misten.
Deze vrouwen en zij die den oorlog aan de alkohol-dranken verklaard
hadden, wisten genoeg bezieling te wekken om den indruk van de
eerste openbare vergadering voor vrouwenrechten, die in 1848 te
Seneca Falls gehouden werd, blijvend te maken. Uit de eerste strijdsters
voor vrouwenkiesrecht in Amerika zijn de namen van Lucretia Mott,
Lucy Stone, Elisabeth Cady Stanton en Susan B. Anthony het best
bekend.
Na Amerika volgde weldra Engeland. Het waren de gruwelen in den
Krimoorlog, door Florence Nightingale aan het licht gebracht, en later
het lijden en de ontberingen in den opstand in Britsch-Indië geleden,
waardoor de oogen van sommige vrouwen in Engeland het eerst
geopend werden voor het belang van invloed op het staatsbeleid. Later,
toen in 1857 in het Engelsche parlement de wet op echtscheiding werd
aangenomen, die nog van kracht is, waarbij een ongelijke maatstaf voor
zedelijkheid voor man en vrouw werd afgekondigd, zoodat handelingen
door de vrouw bedreven reden tot echtscheiding geven, terwijl
diezelfde handelingen door den man ongestraft kunnen worden verricht,
toen gingen op eens de oogen van vele Engelsche vrouwen open en
zagen zij in, welk belang zij, ook voor eigen recht, bij het kiesrecht
hadden. Van dien tijd af dateert de georganiseerde
vrouwenkiesrechtbeweging in Engeland. In 1866 werd het eerste groote
verzoek om invoering van vrouwenkiesrecht, door 1,499 vrouwen
geteekend, bij het Engelsche gouvernement ingediend en in 1867 werd
het eerste wetsvoorstel, tot invoering van vrouwenkiesrecht, in het
Engelsche parlement besproken en met 73 tegen 196 stemmen
verworpen.
Dat mijn, hier voren uitgedrukte bewering, dat met elke
kiesrechtuitbreiding der mannen de rechten der vrouwen worden
ingekort op feiten berust, blijkt uit de Engelsche geschiedenis duidelijk.
In de 19e eeuw werd het kiesrecht van de Engelsche mannen drie keer
uitgebreid, telkens werd het aantal kiezers ongeveer verdubbeld. Het
was in 1832, 1867 en in 1884 en tegelijkertijd of kort daarna werden
vrouwen eenige belangrijke rechten ontnomen. In 1835 werd
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 38
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.