af te leggen, waarmede zij op iemands neus gaan zitten of onze schilderijen bestippelen, wil ik slechts even aanroeren. Niet minder gewichtig is de tweede ontdekking van Huarte, vooral voor het onderwijs, dat moeilijk probleem, waarover al zóóveel woorden gewisseld zijn, dat het geen wonder is, zoo zij door al dat wisselen, evenals de oude dubbeltjes, scherp zijn geworden. Gewichtig voor het onderwijs, want wanneer Huarte's regelen gevolgd worden, zal men natuurlijk met juistheid weten, welke vatbaarheid de kinderen bezitten en ze daarnaar kunnen doen onderwijzen, terwijl het alsdan te hopen is, dat men, als het groote verschil tusschen al die koppen en harten ten klaarste blijkt, ze niet meer alle aan eene zelfde behandeling zal durven onderwerpen.
* * * * *
Bij ons zaten nog de meest verschillende vatbaarheden jaar in jaar uit, aan juist eendere banken, naar juist eendere vooraf bepaalde regelen, een juist eenderen ontwikkelingsloop te volgen. Twee en twintig jongens zaten daar.
Als men ze één voor één trepaneerde--geen nood, dit is slechts eene metaphora, eene redefiguur, waarmede men zegt, wat men niet meent--en hunne hersenpannen als deksels oplichtte, dan zou men in die twee en twintig hersenen zien, dat de eene eigenaar vatbaarheid heeft voor de afgetrokken wetenschappen, de andere niet tot de diepte der dingen zal kunnen doordringen, maar altijd aan de oppervlakte blijven hangen; dat de eene den tact heeft van generaliseeren, de andere van analyseeren; dat er in dezen po?zie zit, in genen cijfers; dat de vermogens van dezen diep verscholen liggen en eerst bij den stoot van gunstige omstandigheden zullen opkomen, dat die van genen al vroeg en hoog zullen opgroeien, doch wel bladeren en bloempjes, maar geen vruchten zullen leveren. Men zou zien, eindelijk, dat evenals die twee en twintig jongens twee en twintig verschillende neuzen hebben, zoo ook de eigenschappen, de krachten, de behoeften der hersenen bij ieder verschillend zijn. En intusschen worden al die verschillende planten in dezelfde trekkas, aan denzelfden dampkring blootgesteld, en zit de wijze tuinman in zijn katheder en giet over allen hetzelfde vocht uit, een gietsel geschiedenis, een gietsel oude en een gietsel nieuwe taal, een gietsel logica of een gietsel prosodie.
Is het wonder, dat zoovele van die planten in het wild schieten of vergroeien of in het geheel niet opkomen?
Soms verbeeld ik mij, dat men bij ons jongens te werk ging als bij het opzetten van een apothekers--of drogistwinkel. Van alles moesten wij zoo wat in den winkel hebben, van alle markten moesten wij thuis zijn. Het was in dit stelsel natuurlijk, dat het er op aankwam van alles en zooveel mogelijk in die winkels opeen te pakken, met andere woorden, de hoofden der jongens zooveel mogelijk te vullen en te vullen. Nu is er in een jongenshoofd toch maar eene zekere ruimte. Het is waar, die, ruimte is voor uitzetting vatbaar, maar evenals er een eind is aan de rekbaarheid van elk elastiek voorwerp, is er een eind aan wat mijn vader: "de elasticiteit der hersenen" noemde.
Ware het dan niet verreweg beter....
* * * * *
Ik zie iemand den wijsvinger opheffen, om daarmee bedenkelijk te tikken op een der knoopen van des tegenpartij's jas, en zijne lippen zich plooien om te zeggen: "de beste stuurlui staan aan wal."
Maar mijnheer! dit is een argument misschien tegen den beoordeelaar geldende, doch niet tegen het beoordeelde feit zelf; en dit feit is, dat men te veel vult en te weinig zelf-denken leert, te veel waarheden aanbrengt in plaats van ze vanzelve in de ziel te doen ontkiemen, dat men te veel opeenstapelt en te weinig verband en samenhang doet opmerken, dat in alles de grammatica, de regel of de vorm geleerd wordt, nergens de geest en de ziel.
Onze meesters intusschen begrepen het anders en vulden maar, vulden, vulden maar; gansche boeken met aardrijkskunde, optellingen van al de steden, van al de landen, gansche risten jaartallen en feiten (als risten uien in den winkel hangende) geregen aan chronologische, doch zelden logische draden, ontzettende massa's, woordelijk op te zeggen (of wij den inhoud en den zin kenden en begrepen, deed er niet toe), honderden veldslagen met het getal dooden en verminkten--van weerszijden: duizenden regels en voorbeelden (niet te vinden als het op de toepassing aankwam). Zoo vulden zij maar altijd door, en van alles door en achter elkaar--en ik weet niet, wat er van al de hoofden en hersenen zou geworden zijn, maar ... gelukkig, dat de reddende natuur den jongens bij de eigenschap van onthouden, ook die gegeven heeft van vergeten.
* * * * *
Hoeveel cijfers en rivieren heb ik vergeten,--maar niet mijnheer Tjilp en zijne viool in de met gemarmerd papier beplakte kartonnen doos.
Mijnheer Tjilp was de persoon, die mijne jeugdige begaafdheden zou vermeerderen door mij de kunst te leeren van de viool te bespelen.
Iemand, die beweerde, dat er in het leven al wanklanken genoeg zijn, zou
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.