haar ontdaan gelaat en roode oogen zichtbaar.
--Wat is er gebeurd? vroeg moeder zacht. Zij gaf geen antwoord, en zoo het mogelijk ware, dat hare donkerroode wangen een hooger tint aannemen, zou ik zeggen, dat zij bloosde.
--Wat is er meid? herhaalde moeder zacht, en op eene aanmoedigende wijze. Geen antwoord. Zij begint te beven en een tip van het blauwe harde schort wordt opgevat en daarmede met kracht in een der oogen gewreven.
--Kind, wees voorzichtig! zei moeder, wrijf je oog niet uit! Komaan, zeg mij, wat er is gebeurd; wees niet bedeesd! Heb je je knip verloren?--of heeft Jasper je verlaten?--of--of--en mijne moeder keek ernstiger, je hebt immers niets kwaads gedaan?
--Het is--kapot, zei ze eindelijk tusschen hare snikken door, ik geloof--dat de--e kat....
--Wat! zei mijnheer v. N.---- plotseling opziende van zijn boek, wat heeft de kat weer gebroken?
Want men moet weten, dat de kat reeds het breekbare van onzen ganschen inboedel geti?rceerd had.
--Het mooie glas, stotterde de beangstigde deern.
Als al de glazen van de vensters, en er zijn er vier en twintig, te gelijk waren in scherven gesprongen, had mijnheer Van N.---- niet meer kunnen schrikken dan nu.
--Bliksemsche lomperd! riep hij driftig uit, de vuist op de tafel slaande, terwijl mevrouw v. N.----naar de wankelende lamp greep; kunnen je ruwe pooten dan niets heel laten? Ik wou, dat je zelf in honderd duizend stukken was gevlogen....
De meid liep weg.
* * * * *
Het gebroken glas was een oude gesneden wijnroemer, dien mijn vader maar zeer zelden gebruikte en dien hij in hooge waarde hield.
Drift was, dat zagen wij aan tante, een familiegebrek. Mijnheer v. N.---- stond op, liep door de kamer, en zoo kwam hij bij het portret van tante. Hij stond stil en keek het aan. En weder in de kamer op en neder loopende, terwijl hij op zijne lippen beet, een teeken van storm en beweging in zijn binnenste, ging hij nogmaals voor tantes portret stilstaan.
Zijne vrouw zeide intusschen niets. Was het verstand of instinct?
Zeker was het gelukkig, want het lag in mijns vaders aard, dat het minste woord de goede werking zou gestoord hebben van het zedelijk proces, dat in hem plaats had.
Als naar gewoonte had hij leed over zijn driftigen uitval. Er was strijd in zijn binnenste. Onedele drift te beteugelen is een van de schoonste krachten van den veredelden mensch; maar het is zoo moeilijk, dien trap van zelfbeheersching te bereiken of altijd te betreden. Mijnheer v. N.---- ging naar het belkoord en vatte het om te trekken.
--Maar, zei schaamte en trots, moet een man als gij, verschooning vragen aan eene plompe boerendeern? Is dit niet ongehoord?
--Is zij niet evengoed een mensch als gij? zei het edeler gevoel, is de eene mensch zijn broeder- of zustermensch geene vergoeding verschuldigd voor het aangedane leed? Is de eene mensch onfeilbaar, dat hij zoo scherp kan oordeelen over den anderen?
--Maar, opperden schaamte en trots, zich verkleedende en vermommende, is het wel gepast, dat een heer verschooning vraagt aan zijne minderen, aan zijne dienstbaren? Worden hierdoor de maatschappij en hare verhoudingen niet in gevaar gebracht?
De hemel weet, wie het zou gewonnen hebben, en of niet eindelijk weer, zooals vaak gebeurt, schaamte en trots, den mensch een rad voor de oogen draaiende, hem zouden bewogen hebben, niet alleen iets verkeerds te doen, maar hem zelfs dat verkeerde als iets goeds hebben doen voorkomen.
Gelukkig kwam de meid binnen met de stukken van het gebroken glas.
--Mijnheer Van N.---- keek strak op zijn boek, hoewel ik zou willen wedden, dat de regels in een nevel voor zijne oogen dansten en geen daarvan tot zijn verstand doordrong.
De eene tip van den boezelaar der meid was geheel nat en haar eene oog bijna weggewreven; nu was zij met den anderen tip bezig het tweede oog te wrijven, alsof zij eene watervlak uit onze tafel moest boenen.
--Zóó heeft het gezeten! zeide zij snikkende en de stukken aan elkander passende.
--Kom meid! zei mijnheer Van N.----, houd maar op met wrijven--het is--niets--maar vergeef gij mij mijn drift....
De tranen schoten mijne moeder in de oogen en zij omhelsde haar man met de innigste teekenen van bewondering.
--Och! fluisterde hij even,--wij moeten niet nalaten, iets slechts weer goed te maken,... ik had immers ongelijk.
* * * * *
--Vader! riep ik snikkende, ik heb den Boetius weggenomen.
* * * * *
Jean Huarte, beroemd medicus in de 16de eeuw en schrijver van het Onderzoek over de vatbaarheden van den menschelijken geest, heeft de ontdekking gedaan, dat droogheid of vochtigheid der hersenen de oorzaak is, dat sommige soorten van vliegen verstandig zijn en andere niet. Maar behalve deze belangrijke ontdekking en de toepassing daarvan op den mensch, heeft hij ook de middelen aangegeven om de kinderen met die vatbaarheden te procre?eren, die men verlangt.
Hoe belangrijk de eerste ontdekking is voor de veredeling van het vliegenras, dat zulks hard noodig heeft, om bij voorbeeld de onbeschaamdheid
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.