Verhalen van de Zuidzee | Page 6

Jack London
tegen hen aan en deed hen wankelen. De deur aan den anderen kant vloog met een slag dicht, het slot verbrijzelend. De witte deurknop brokkelde in stukjes op den vloer. De muren van de kamer puilden uit als een gasballon die opgeblazen wordt. Toen kwam er een nieuw geluid dat leek op het ratelen van geweervuur: het vliegend schuim van de zee dat tegen den buitenmuur sloeg. Kapitein Lynch keek op zijn horloge. Het was vier uur. Hij trok een jas van blauw zeemanslaken aan, haakte den barometer van den wand en stopte hem weg in een van zijn ruime zakken. Weer sloeg er een zee dreunend tegen het huis, en het lichte gebouwtje helde over, draaide een kwartslag op zijn fundamenten, en zakte neer, de vloer in een hoek van tien graden met den beganen grond.
Raoul ging het eerst naar buiten. De wind greep hem en sleurde hem weg. Raoul merkte dat hij omgeloopen was naar het oosten. Met inspanning van al zijn krachten gooide hij zich in het zand, en hield zich plat tegen den grond gedrukt. Kapitein Lynch, weggewaaid als een halmpje stroo, struikelde over hem heen. Twee matrozen van de Aorai verlieten den kokospalm waaraan ze zich vastgeklemd hadden en kwamen hen te hulp. Zij leunden tegen den wind in onmogelijke hoeken, en zwoegden en vochten om iedere duimbreed van den afstand. De oude man was stijf in zijn gewrichten en hij kon niet klimmen, dus heschen de matrozen hem met behulp van korte eindjes touw, die ze aan elkaar bonden, langs den stam omhoog, telkens een paar voet, totdat ze hem vast konden binden, boven in den boom, vijftig voet van den grond af. Raoul sloeg zijn eindje touw om den voet van een boom er naast en bleef staan kijken. De wind was ontzettend. Hij had nooit gedroomd dat het zóó hard kon waaien. Een zee schuimde over de atol en maakte hem nat tot aan zijn kniee?n voordat ze terug week in de lagune. De zon was verdwenen, en een loodkleurige schemering spreidde zich over alles. Een paar druppels regen, horizontaal door de lucht vliegend, troffen hem als looden kogeltjes. Een vlok zilt schuim en zeewater spatte om zijn ooren. Het was als een klap in zijn gezicht. Zijn wangen prikten pijnlijk, en tegen wil en dank kwamen er tranen in zijn stekende oogen. Een paar honderd inlanders waren de boomen in gevlucht, en hij had kunnen lachen om de trossen menschelijk fruit die in de kruinen hingen. Toen, want hij was een geboren Tahiti-eilander, vouwde hij zijn lichaam dubbel, omgreep den stam van den boom met zijn handen, drukte zijn voetzolen tegen de oppervlakte van den stam, en begon tegen den boom op te loopen. In de kruin vond hij twee vrouwen, twee kinderen en een man. Een van de kinderen, een meisje, hield een kat in haar armen geklemd.
Vanuit zijn hooge zitplaats wuifde hij met de hand naar kapitein Lynch, en die manhaftige patriarch wuifde terug. Raoul stond versteld over de lucht. Het wolkendek was veel dichterbij gekomen--ja, het leek vlak boven zijn hoofd te hangen; en het was van loodkleurig zwart geworden. Er waren nog veel menschen op den beganen grond. Ze stonden in groepjes bijeen om den voet van de boomen en hielden zich vast met alle macht. Verschillende van die groepjes waren bezig te bidden, en in één ervan hield de Mormoonsche zendeling een preek. Raoul hoorde een vreemd geluid, rhythmisch, zwak als het zwakste gesjirp van een verren krekel. Het duurde maar een oogenblik, maar in dat oogenblik deed het hem vaag denken aan den hemel en aan engelen muziek. Hij keek om zich heen, en zag, aan den voet van een anderen boom, een groote groep menschen, die zich vasthielden met touwen en aan elkander. Hij kon zien hoe ze in koor hun gezichten vertrokken en hun lippen bewogen. Het geluid was weg, maar hij wist dat zij hymnen zongen.
De wind bleef voortdurend harder blazen. Hij kon dit toenemen in kracht niet meten door een bewust proces van zijn hersenen, want deze storm was veel erger den al zijn ondervinding van wind; maar niettemin was het hem duidelijk, hoe wist hij niet, dat het steeds harder stormde. Dichtbij werd een boom ontworteld en zijn vracht menschelijke wezens viel op den grond. Een zee spoelde over het reepje land, en ze waren weg. Alles gebeurde met verwonderlijke snelheid. Hij zag een bruinen schouder en een zwart hoofd, scherp afstekend tegen het kolkend wit van de lagune. Het volgend oogenblik was ook dat verdwenen. Andere boomen gingen tegen den grond, vielen kris en kras door elkaar als lucifers. Hij stond versteld over de kracht van den wind. Zijn eigen boom zwaaide gevaarlijk; een van de vrouwen jammerde voortdurend en klemde het meisje in haar armen, dat op haar
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 71
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.