te voegen bij de
overige voor die Regeering bestemde papieren. Van dit Opperhoofd zal de opdracht aan
den Gouverneur Generaal en de Raden van Indië afkomstig wezen, welke met eene
andere hand is geschreven dan de tekst [91].
Neemt men aan dat hetgeen onder 1667 in ons Journaal wordt gemeld, door Hamel
daaraan zal zijn toegevoegd gedurende zijne reis van Japan naar Indië, dan verklaart men
daarmede ons archiefstuk, dat--behoudens de zooeven genoemde opdracht--van het begin
tot het einde met dezelfde hand is geschreven, een eigenhandig stuk van Hamel te wezen,
hetgeen echter onwaarschijnlijk voorkomt met het oog op de daarin aangebrachte
verbeteringen van sommige verschrijvingen waaraan de auteur zelf zich niet zal hebben
schuldig gemaakt.
Houdt men het er voor dat het door Hamel te Batavia aangeboden exemplaar, aldaar zal
zijn verbleven en later verloren is gegaan, maar dat wij thans in handen hebben een ter
Generale Secretarije vervaardigd afschrift voor de Kamer Amsterdam--waardoor de
gelijkheid van het schrift van den tekst van begin tot slot, afdoende wordt verklaard--dan
rijst de vraag waarom de datum van aankomst te Batavia oningevuld is gebleven en
waarom de opdracht aan Gouverneur en Raden van een andere hand is dan de tekst van
het afschrift.
Dat Hamel zelf--waarschijnlijk reeds te Nagasaki--ons archiefstuk heeft nagezien, staat
bovendien voor ons vast. Als de tijd verloopen sedert de beide lotgenooten van Jan Janse
Weltevree om het leven waren gekomen, is namelijk eerst geschreven: "19 à 20 jaren"
hetgeen is veranderd in "17 à 18 jaren", gelijk duidelijk zichtbaar is [92]. Deze nieuwe
lezing--welke eveneens wordt aangetroffen in de gedrukte Journalen welke wij in handen
hebben gehad--moet door Hamel zelf of op zijne aanwijzing zijn aangebracht in de
verschillende exemplaren welke van zijn Journaal waren gemaakt; aan eene verschrijving
van een copiïst valt hier niet te denken. Eveneens komt het weinig waarschijnlijk voor dat
Hamel in de gelegenheid zal zijn geweest om een te Batavia gemaakt afschrift van zijn
Journaal na te gaan en zoowel daarin als in de oorspronkelijke exemplaren (alzoo ook in
het kort na hunne aankomst door zijne kameraden naar het vaderland medegenomen
Journaal) de verbeterde lezing zal hebben opgenomen. Waarom zou hij hebben nagelaten
dan tevens den datum zijner aankomst te Batavia in te vullen? Trouwens, ook bij dezen
loop van zaken zou ons archiefstuk, dank zij Hamel's medewerking, de waarde van een
oorspronkelijk document hebben gekregen.
Wij houden het er voor dat de Bataviasche Regeering het uit Japan ontvangen stuk zelf,
aan de Kamer Amsterdam zal hebben overgezonden en vermeenen daarom te mogen
zeggen dat thans hierachter voor het eerst Hamel's Journaal is afgedrukt gelijk hij het
heeft opgesteld en ingediend. Intusschen kan in onzen tekst hier en daar een woord zijn
uitgevallen dat is blijven staan in het exemplaar door Hamel's makkers medegenomen
naar het vaderland en daar uitgegeven; ook zullen in de vroegere uitgaven sommige
verschrijvingen reeds zijn verbeterd en enkele uitdrukkingen zijn verduidelijkt;
daarentegen komt in geen enkel ons bekend gedrukt Journaal het verbaal voor van het
verhoor, door den Japanschen Gouverneur aan Hamel en de zijnen afgenomen bij hunne
aankomst te Nagasaki.
Ofschoon Hamel's Journaal herhaaldelijk is uitgegeven en vertaald, is het--volgens
Tiele--nooit recht populair geworden omdat er te weinig over gruweldaden in voorkwam
[93]. Naar den smaak van Hamel's tijdgenooten kan diens verhaal te sober zijn geweest
en misschien zou het bij hen grooteren opgang hebben gemaakt als hij op de Koreanen
had afgegeven, hen als bloeddorstige wilden had afgeschilderd en zijn Journaal had
opgesmukt door verhalen te verzinnen welke beurtelings weerzin en deernis, afgrijzen en
medelijden bij den lezer hadden gewekt. Wat ons in Hamel's Journaal bekoort, is
daarentegen juist zijne rondborstige erkenning van de goede behandeling welke aan hem
en zijne kameraden over het geheel genomen is ten deel gevallen van een oostersch en
heidensch volk; de eenvoud waarmede hij heeft weergegeven wat zij gedurende hunne
ballingschap hebben ondervonden en opgemerkt; de stempel van oprechtheid welke zijn
relaas kenmerkt.
Nergens betrapt men hem op eene tastbaar opzettelijke onjuistheid en als een enkele maal
kan worden aangetoond dat hij een feit anders heeft voorgesteld dan het zich heeft
toegedragen, blijkt bij onderzoek dat hem alleen slordigheid kan worden ten laste gelegd.
Zoo laat hij in het verhaal van de ontmoeting met den lang te voren in Korea gestranden
landgenoot Jan Janse Weltevree, dezen zeggen dat hij "ao 1627 met het jacht Ouwerkerck
naer Japan gaende door contrarie wind op de Cust van Corea vervallen" [94] was, terwijl
vaststaat dat dit schip toen niet in die streken is geweest [95]. Uit hetgeen te Nagasaki is
aangeteekend in het daar gehouden dagregister [96], blijkt evenwel dat de
schipbreukelingen van "de Sperwer" bij hunne verschijning aldaar de toedracht van
Weltevree's komst in Korea volkomen juist hebben verteld, zoodat mag worden
aangenomen dat Hamel zich enkel aan een onnauwkeurigheid heeft schuldig gemaakt
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.