en in een betrekkelijk kleine kist borg--bleek een langgerekt
sigaarvormig lichaam te zijn, waarboven zich een ballon bevond die er
ongeveer als een liggende O uitzag. De lengte van het schip schatte
Rob op ongeveer 25 M., de breedte op nagenoeg 8 M. Verscheidene
wentelende schroeven en raderen deden een eigenaardig gedempt
snorren hooren; hier en daar merkte Rob toestellen en instrumenten op,
waarvan de beteekenis hem natuurlijk ontging. Aan het achtereinde van
het dek stond een huisje met glazen wanden, waarin zich een man,
klaarblijkelijk de stuurman, bevond; ook deze droeg dezelfde
eenvoudige zwarte uniform als zijn geleider, en was het eenige levende
wezen dat op het dek te bespeuren viel.
Op aanwijzing van zijn geleider daalde Rob een trap af, die zich aan de
voorzijde van het dek bevond en toegang gaf tot een gang, welke in de
lengte van het schip liep, en waarop verscheidene deuren uitkwamen.
Een daarvan, het nummer 9 dragende, werd voor hem geopend, en Rob
werd verzocht binnen te gaan en te wachten tot men hem zou doen
roepen.
Toen de deur zich achter hen gesloten had, bleek Rob zich in een
kamertje van ongeveer 3 bij 4 M. te bevinden, dat er lang niet
ongezellig uitzag. Het was smaakvol gemeubeld, en ontving zijn licht
door een breed, vrij hoog in den wand aangebracht venster. Aan de
zoldering en langs de wanden bevonden zich electrische lampjes; tegen
een der zijmuren stond een ledikant, de andere was in regelmatige en
even groote vakken verdeeld, die elk een opschrift hadden in een voor
Rob onbekende taal, en klaarblijkelijk de deuren vormden van zich in
dien zijwand bevindende kastjes of bergplaatsen. De vloer was bedekt
met een zachte, veerkrachtige stof; de wanden waren van een glad,
warm gekleurd behangsel voorzien; het heele vertrek was even
eenvoudig, smaakvol als practisch ingericht. Op een bij het raam aan
den muur bevestigd lessenaartje lag een boek, waarop in het
Hollandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch en de Rob onbekende taal het
woord "Handleiding" stond gedrukt; Rob wilde dit juist opnemen en
inzien toen een stem naast hem sprak:
"Ik kom eens even met je praten."
Rob schrikte een oogenblik, want hij had niemand hooren
binnenkomen; de deur was volkomen geruischloos opengaan en had
zich evenzoo weer gesloten. Hij keek om en zag iemand in de bekende
zwarte kleeding naast hen staan. Voor hij iets kon zeggen, sprak de
binnengekomene:
"Je hebt zeker die metalen doos bij je, die je gisteren gevonden hebt?"
Rob haalde het gevraagde uit zijn binnenzak, en de ander nam haar met
een tevreden hoofdknik aan, bekeek den inhoud, en zei toen:
"Dat maakt het ons gemakkelijk. Ik vreesde dat we het voor goed kwijt
zouden zijn. Heb je gelezen wat er in staat?"
"Ja, dat heb ik."
"Ik dacht het wel; de sluiting is verbroken. Nu vrees ik echter, dat de
commandant je vooreerst niet kan laten gaan. De inhoud is zeer
belangrijk en niemand buiten ons mag die weten."
"Ik wil u graag beloven dat ik er nooit met iemand over spreken zal,"
zei Rob.
"Ja--dat geloof ik wel. Maar daar mogen we niet op rekenen. Het is
heel jammer, dat je het slachtoffer bent geworden van de slordigheid
van een onzer kameraden. Maar daar is niets aan te veranderen. Neem
nu een goeden raad van me aan. Wees kalm en onderwerp je in alles
aan wat je hier voorgeschreven zal worden. Dan verzeker ik je dat je 't
hier heel goed zult hebben en dat je, zoo gauw maar eenigszins
mogelijk is, weer vrijgelaten zult worden. Ik zal nu beginnen met je wat
beter thuis te brengen in onze omgeving, dan zal je ook spoedig op je
gemak zijn en je gevangenschap geduldig dragen. Laten we gaan
zitten."
De spreker schoof twee stoelen bij het raam, en vervolgde nadat beiden
hadden plaats genomen:
"Hoe heet je?"
"Rob."
"Dat is een goede, korte naam. Dien zal je wel kunnen houden. We
houden hier van eenvoud en kortheid, en hebben daarom allen bondige
namen. Ik heet Lo; zoo moet je me ook voortaan noemen. Als je er aan
gewend bent, zijn onze namen volstrekt niet onwelluidender dan die de
menschen op aarde dragen. Verder behoor je te weten dat we elkaar
hier allemaal bij den naam noemen en met jij en je aanspreken. Ook dat
is eenvoudig en went gauw. Het maakt den omgang gemakkelijker en
aangenamer, en neemt volstrekt de achting voor elkaar niet weg. We
spreken ook den commandant, die Li heet, op die gemeenzame wijze
aan, en toch gehoorzamen wij hem gaarne. Kijk eens, in dat Handboek,
waarnaar je zooeven keek, vind je alles wat noodig is om je hier met
kennis van zaken te kunnen bewegen; maar om het je gemakkelijker te
maken, zal ik je in hoofdtrekken den inhoud vertellen, dan kan je het
later
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.