zwommen op het water; gansche scharen van eenden
spartelden en kwaakten in de kleine baaien en inhammen langs de kust:
een levendig en toch eentonig somber landschap.
Het station Akdjoulpace ligt vlak aan het meer Aral, op een droog en
zoutachtig terrein, dat vroeger door de wateren dezer binnenzee werd
overdekt, die steeds in omvang afneemt, en ongetwijfeld spoedig
geheel zou zijn uitgedroogd, indien niet twee zoo aanzienlijke rivieren
als de Sir-Darja en de Amoe voortdurend hare schatting aan het groote
meer brachten.
II.
Toen ik aan het fort Kazali of Kazalgue--of zoo ge liever wilt, het fort
Nommer I,--aankwam, mistte het zoo sterk, dat ik bijna geen hand voor
de oogen zien kon. Nader komende onderscheidde ik eerst eenige
windmolens, en daarna ettelijke kleine, lage huizen. Kazali ligt aan den
rechteroever van de Sir-Darja; de huizen van het vlek zijn uit
tichelsteenen opgetrokken, die in de zon zijn gedroogd. Zij doen u
denken aan de arme boerenwoningen in zuidelijk Rusland, met dit
onderscheid alleen, dat hier de daken plat zijn. De bazar is ruim en
goed ingericht: hier is de algemeene verzamelplaats der Kirghisen van
den omtrek, die russische artikelen komen inkoopen of hun vee te koop
aanbieden. De liefhebbers zullen zeker met belangstelling vernemen,
dat de kaviaar te Kazalgue voortreffelijk is: zij zou inderdaad
onvergelijkelijk zijn, zonder de slechte hoedanigheid van het zout, dat
bij de bereiding gebruikt wordt.
Het fort Nommer I is het punt van uitgang der stoombooten, die de
Sir-Darja bevaren. Bevaren is eigenlijk wat veel gezegd: die booten
toch sukkelen met groote moeite op de rivier voort, zonder dat men
eigenlijk weet waarom het zoo slecht gaat. Ligt de schuld bij den
scheepsbouwmeester, of wel bij de gedurige veranderingen, waaraan
het bed en de stroom van de rivier bloot staan? Misschien hebben
beiden deel aan dien toestand: maar hoe dit zij, zeker is het dat de
stoomvaart op de Sir-Darja in een jammerlijken toestand verkeert, en
dat daarin geene verandering is te wachten, zonder eene afdoende
verbetering van het bed der rivier zelf:--een werk, dat zeer aanzienlijke
sommen vereischen zou.
Twintig wersten van Kazali liggen de bouwvallen der stad Djanekent
aan den linkeroever van de Sir-Darja in de nabijheid van een meer. Ik
wenschte een uitstapje daarheen te maken, en vroeg en verkreeg
daartoe vergunning van den kommandant van het fort, den majoor
Youry, die mij zelf paarden verschafte en een gids medegaf, een Kozak,
die de turksche taal verstond. Zoo uitgerust toog ik dadelijk op weg
naar Djanekent. Wij volgden eenigen tijd de oevers van de Sir-Darja,
tot wij, bij eene bocht der rivier gekomen, rechts afsloegen. De weg
was zeer druk en levendig. Kirghisen trokken voortdurend heen en
weder; sommigen te paard, anderen op een kameel; enkelen, nederiger
van aard, zaten op een ezel; ik ontmoette er zelfs eenigen, die op een os
reden. Deze Kirghisen gingen naar het fort om schapen en runderen te
verkoopen, en zich in ruil daarvoor de noodige voorwerpen aan te
schaffen voor hunne kibitka. Langs den weg zag ik verscheidene kleine
kampementen van arme nomaden, die voor hun mager vee in deze
dorre streek een schraal voedsel zochten. Ik trad enkele dezer tenten
binnen: hier waren de vrouwen bezig de schapen te scheren, elders
zuiverden zij de wol, overal waren zij aan den arbeid, terwijl de
mannen niets uitvoerden. Bezochten wij eene kibitka, dan werden wij
steeds ontvangen met het traditioneele aman tachar (ik groet u, vriend).
Zoo trokken wij langzaam voort in de richting van het veer over de
Sir-Darja, terwijl mijn Kozak mij eenige bijzonderheden verhaalde
omtrent den laatsten strooptocht van Sadike.
Sadike is de zoon van Kenissara, een van de onrustigste hoofden der
Kirghisen; en hij zelf is een niet minder lastige buurman. Hij zal ons
geen rust laten, zoolang zijn hoofd nog op de schouders staat: en het
laat zich niet aanzien, dat hij het spoedig verliezen zal: de helden van
zijne soort toch maken zich uit de voeten als het gevaar nadert, en
moeten zij bij ongeluk aan het gevecht deelnemen, dan dragen zij wel
zorg, op hunne vlugge paarden te vlieden, zoodra zij zien dat de kans
zich tegen hen keert.
Er liepen reeds sedert eenigen tijd onrustbarende geruchten. Sadike,
zoo heette het, rustte zich ten oorlog en had een aanslag op Kazalgue in
den zin. Reeds braken de meeste nomaden hunne tenten op en
verhuisden naar de overzijde van de Sir-Darja, want men wist zeergoed,
dat onze vriend alles uitplunderen zou wat onder zijn bereik kwam,
onverschillig of het vriend of vijand was. De kommandant van het fort
zond zeventig Kozakken van Orenberg op verkenning uit. Zeventig
man tegenover een duizendtal bandieten: de kans scheen hachelijk!
Toch zouden de Kozakken, indien zij maar den vijand onverhoeds
hadden aangetast, waarschijnlijk de zege hebben behaald; zij zouden
hem althans hebben tegengehouden en van verder
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.