Van Orenburg naar Samarkand | Page 6

Not Available
voortdringen
afgeschrikt. Ongelukkig was het detachement niet genoeg op zijne
hoede. Niet ver van het fort, zetten onze soldaten zich neder om hun
eenvoudig maal van gort gereed te maken, terwijl een twintigtal hunner,
ongewapend, de paarden naar de rivier leidden om te drinken.
Eensklaps vertoonde zich de vijand, meer dan duizend man sterk, meer
of minder goed gewapend; velen alleen met lansen en pieken. Sedert
langen tijd had hij op zijne prooi geloerd. De Kirghisen wierpen zich
op de twintig manschappen, die op weg waren naar de rivier: en binnen
weinige oogenblikken waren genoegzaam allen vermoord. Twee of drie
Kozakken echter wisten zich te redden. Een ander, door een tiental
wilden achtervolgd, mikte, al vluchtende, nu op den een, dan op den
ander, en daar de ruiters der steppen er vooral niet op gesteld zijn, den
dood in de kaken te loopen, zou hij stellig ontkomen zijn, indien hij
niet bij ongeluk zijn patronen had laten vallen; voor het laatst schoot hij
nog eens zijn geweer af, en werd toen neergesabeld.
De vijftig mannen, die hunne gort kookten, waren getuigen van die
slachting, maar konden hunne makkers niet te hulp komen. Plotseling
overvallen, moesten zij in de eerste plaats op zelfverdediging bedacht
zijn. Zoodra de vijand de andere slachtoffers had geveld, sloot hij ook
hen van alle zijden in. Had hij zich aanstonds op hen geworpen, zonder
hun den tijd te laten zich op tegenweer voor te bereiden, dan was er wel
geen twijfel aan geweest of deze handvol Russen zou spoedig
bezweken zijn. Maar in plaats van aan te vallen, begonnen de Kirghisen
te overleggen wat te doen. De Kozakken grepen nu moed, en vingen
aan hunne positie te versterken. Met spaden, stokken en hunne handen,
groeven zij kuilen in den grond, waarin zij zich zoogoed mogelijk
verborgen; sommigen zetten zich daarin neder, anderen stonden
overeind, tot aan de borst of hooger gedekt. De uitgegraven aarde
vormde een soort van wal, waaraan met behulp van zadels, en allerlei
andere voorwerpen zooveel mogelijk stevigheid werd gegeven. De
paarden waren verloren: de Kirghisen hadden ze allen opgevangen.
Inmiddels viel de nacht en maakte een einde aan de vijandelijkheden.
Den volgenden morgen hervatten de zwervende zonen der steppe,
onder het aanheffen van woeste kreten, den aanval. De Kozakken

gingen spaarzaam om met hunne ammunitie: zij hadden slechts veertig
patronen per hoofd, en moesten zoolang mogelijk volhouden. Zij lieten
dus den vijand tot op korten afstand naderen, en losten dan hunne
geweren op den saamgepakten hoop: na iedere décharge waren de
rangen der Kirghisen gedund, en bleek de drift der aanvallers merkelijk
bekoeld. Telkens weken zij in groote verwarring terug, hunne dooden
medevoerende, wanneer zij daartoe den tijd hadden; maar des avonds
lagen er nog velen hunner aan den voet van den lagen wal, waar het
doodelijk lood hen getroffen had. Den volgenden morgen echter waren
geene lijken te zien: de Kirghisen waren des nachts, stil en heimelijk,
tot nabij den wal geslopen en hadden de lichamen hunner makkers
weggevoerd.
Dit duurde alzoo drie dagen. Zonder spijs of drank, boden de Kozakken
met onbezweken moed een hardnekkigen tegenstand. Eindelijk trokken
de Kirghisen af. De Kozakken verbergden daarop hunne zadels in het
zand, en keerden, meer dood dan levend, naar het fort terug. De
manschappen, die op den weg naar de rivier waren gedood, werd het
hoofd afgehouwen; en hoogstwaarschijnlijk werden deze bloedige
tropeeën, als de teekenen eener schitterende overwinning op de
russische legermacht behaald, voor de voeten van den emir van
Bokhara gelegd.
Intusschen vervolgden wij onzen weg, en kwamen weldra aan de tent,
die de plaats aanwijst, waar zich het veer over de Sir-Darja bevindt.
Hier is ook eene wacht van Kozakken, om te beletten dat de Kirghisen
steenen uit de puinen van Djanekent wegnemen. Met een groote pont
werden wij over de Sir-Darja gezet, in gezelschap van eenige kameelen,
die lang tegenspartelden eer zij in de schuit stapten, maar zich
gedurende de overvaart zeer rustig hielden.
Op den linkeroever gekomen, bevonden wij ons voor de vestingwerken
van Dsjan Kala, die nog vrijgoed in stand zijn gebleven. Zij bestaan in
aarden wallen, tusschen de vier en vier-en-een-half el hoog, met eene
gracht die nu gedempt is. Binnen die wallen is geen spoor van woning
te zien. Ten zuidoosten, op een afstand van ongeveer zes kilometer van
de rivier, ziet ge een grooten muur; een kilometer verder, verrijzen

eenige heuvelen, sommige met gras en struiken bedekt, andere geopend
en half afgegraven. Dat is het oude Djanekent. De Kirghisen hebben
onderscheidene heuvels omgewoeld, ten einde zich meester te maken
van de gebakken tichelsteenen, die daarin verborgen waren. Vreemd!
Nu twee of drie jaar geleden, vermoedde niemand iets van de
aanwezigheid dier steenen, bijna geheel in onbruik geraakt hier in dit
land, waar alle huizen en gebouwen uit leem en aarde worden
opgetrokken. Men zag wel
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 39
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.