Tolstois leven | Page 7

Pavel Ivanovich Biroekoff

buitenlandsche reis van 1697 tot 1699, een karakteristiek staaltje van
den indruk, dien een Rus uit den tijd van Peter den Groote van
West-Europa kreeg. In 1705 stelde hij een geschrift samen, handelende
over de Zwarte Zee. Bovendien zijn van hem twee vertalingen bekend:
De Metamorphose van Ovidius en De Regeering van den Turkschen
Staat.
Tolstoi had een zoon, Iwan Petrowitsch, president van de rechtbank, die

tegelijkertijd met hem in de gevangenis werd gezet, waar hij spoedig na
zijn vader overleed.
Reeds onder de regeering van Elizabeth Petrowna, 26 Maart 1760,
werden de nakomelingen van Peter Tolstoi in hunne graaflijke
waardigheid hersteld en wel in de persoon van zijn kleinzoon Andrei
Iwanowitsch, den overgrootvader van Leo Tolstoi.
"Van een van mijne tantes hoorde ik van dezen Andrei Iwanowitsch,
die zeer jong met eene vorstin Tschtschetininaja in 't huwelijk trad,
eens het volgende verhaal.
"Door het een of ander toeval moest de vorstin zonder haar man naar
een bal. Toen ze was weggereden, waarschijnlijk in een koets, waaruit
men de banken had moeten verwijderen opdat het hooge kapsel niet
door het stooten tegen de zoldering zou worden beschadigd, herinnerde
de jonge vorstin (ze was waarschijnlijk 17 jaar) zich plotseling, dat ze
geen afscheid had genomen van haar man. Dadelijk liet ze keeren en
vond thuisgekomen haar gemaal in tranen. Hij weende omdat zij zonder
hem te groeten was weggegaan." [7]

Tolstoi vertelt het volgende van zijn grootvader en grootmoeder van
vaderszijde.

"Mijne grootmoeder Pelageja Nikolajewna was eene dochter van den
blinden vorst Nikolaas Iwan. Gortschakoff. Zij was, zoover ik het mij
kan herinneren, weinig ontwikkeld. Zooals allen in dien tijd sprak zij
beter Fransch dan Russisch, maar dat was dan ook alles wat ze wist. Zij
werd haar geheele leven zeer verwend, eerst door haar vader, toen door
haar man en daarna door haar zoon.
"Bovendien werd haar, als dochter van den oudste van het geslacht, de
grootste achting bewezen door alle Gortschakoffs, t.w. den gewezen
minister van oorlog, Nikolaas Iwanowitsch, Andrei Iwanowitsch en de
zonen van den vrijdenker Dimitri Petrowitsch, Peter Sergius en

Michael Sebastopolski.
"Mijn grootvader was ook, voor zoover ik nog weet, een weinig
ontwikkeld man, zwak van karakter, niet slechts vrijgevig maar zelfs
onuitsprekelijk verkwistend, en daarbij veel te goed van vertrouwen.
Op zijn landgoed, gelegen in het district Bjellewskaja Paljana (niet te
verwarren met Jasnaja Paljana) hield men steeds feesten en
drinkgelagen. Bals, comedie, diners en 't maken van kleine uitstapjes
wisselden elkaar af. Grootvader had een grooten hartstocht voor het
spel, hombre en whist, dat hij niet goed kende en waardoor hij dus
groote sommen verloor, daarenboven gaf en leende hij steeds maar
groote sommen uit, waarvan hij nooit iets terug zag. Het einde van dit
alles was, dat het groote landgoed van mijn grootmoeder zoo met
schulden was belast, dat er niets meer overbleef om van te leven, en
grootvader gedwongen was de betrekking van Gouverneur te Kazan
aan te nemen. Door zijn vele relaties viel het hem gemakkelijk dien
post te krijgen.
"Mijn grootvader was onomkoopbaar en nam slechts het geld dat hem
volgens algemeen gebruik van de pacht toekwam. Hij werd boos
wanneer men trachtte hem heimelijk om te koopen. Maar grootmoeder,
zooals men mij vertelde, nam, zonder dat haar man er iets van wist, wel
geschenken aan.
"De jongste dochter van grootmoeder, Pelageja, trouwde te Kazan met
Joeschkoff, de oudste, Alexandra, nog te Petersburg, met graaf Osten
Sacken.
"Na den dood van haar man, die te Kazan overleed, en na het huwelijk
van mijn vader, kwam grootmoeder bij ons te Jasnaja Paljana, en
zooals ze toen was, reeds een oude vrouw, kan ik mij haar nog heel
duidelijk voorstellen.
"Grootmoeder hield hartstochtelijk veel van mijn vader; wij, haar
kleinkinderen, werden door haar verwend; van de tantes hield zij ook,
maar ik geloof dat zij mijne moeder niet graag mocht lijden, omdat zij
haar niet goed genoeg vond voor vader en--omdat zij jaloersch op haar
was. Voor het personeel behoefde zij niet veeleischend te zijn, want,

wetende dat zij de eerste persoon in huis was, deden alle bedienden
ongevraagd alles wat ze konden om het haar naar den zin te maken.
Gascha, haar kamenier, had echter veel van haar luimen te lijden en
werd geregeld door haar gekweld. Met de woorden: 'jij bent mij de
liefste' verlangde zij de onmogelijkste dingen van haar en plaagde haar
op alle manieren. Het opmerkelijkste hierbij is, dat Gascha Arafa
Michaïlowna [8], die ik nog heel goed gekend heb, alle luimen van
grootmoeder overnam en met haar ondergeschikten, met haar kat, in
één woord met allen over wie zij iets te zeggen had, juist zoo omging
als grootmoeder met haar.
"Van mijne eerste herinneringen aan mijne grootmoeder, tot aan onze
reis naar Moskou en ons leven daar, zijn drie indrukken het levendigst
gebleven.
"De eerste is, dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 163
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.