van de bibliotheek zijn verloren gegaan, hoewel
dit door andere historieschrijvers wordt bestreden.
Het wordt echter tijd dat wij onze reis voortzetten, waartoe wij nu
gebruik maken van den spoorweg, die van Alexandrië naar Kaïro loopt.
De trein vertrekt tweemaal daags naar laatstgenoemde plaats: des
morgens te acht uur en des avonds te vijf. Met het gewone fluiten der
lokomotief verlaat de trein het station en spoort langs de boorden van
het meer Mareotis. Dit meer was vroeger, onder de heerschappij der
Romeinen, bevaarbaar, en ontving zijn toevoer van water uit de rivier
den Nijl. Zijne oevers waren bevolkt met welgestelde landlieden, die
inzonderheid den wijnbouw beoefenden. Heden ten dage is Mareotis
niets meer dan een moeras, verlaten van menschen en bedekt met een
korst van zoutachtig schuim. De weg is in den beginne zeer eentonig:
slechts hier en daar afgebroken door een dorp te midden van
palmboschjes. Karavanen, aangevoerd door Egyptenaars in hunne
bevallige kleeding, trekken den smallen weg langs van het spoor. Het
eerste station is Kefr-Ayat, waar twintig minuten wordt stilgehouden.
Van hier uit wordt de weg bekoorlijk. Onophoudelijk snelt men oasen
en dorpen met schitterend witte huizen voorbij. Overal palmen, velden
met suikkerriet, arbeiders, ruiters en kameeldrijvers met hunne
lastdieren. Hoe jammer dat de menschen hier zoo traag zijn om te
arbeiden, want de grond is bij uitstek vruchtbaar. Reeds te Kefr-Ayat
wordt men lastig gevallen door eene menigte van bedelaars, die hunne
nooit gewasschen handen naar u uitstrekken en u om bakshish (fooi)
vragen, en zelfs zoo driest zijn, dat zij den trein naloopen, al is deze
ook in beweging. Zij klimmen op de wagens, steken hunne ontbloote
armen door de opening waarin de lamp hangt, ontvangen eene
kleinigheid, en springen dan met de behendigheid eener kat weder op
den weg. Na eene reis van zes uren, ziet men Kaïro voor zich liggen,
terwijl de schaduw der drie groote pyramiden zich in reusachtige
vormen over het zand der woestijn uitbreidt.
Kaïro mag inderdaad stad der Duizend en een Nacht worden genoemd.
Zij is de hoofdstad van Egypte, en het verblijf van den onderkoning. De
stad is ongeveer anderhalf uur gaans lang, een uur gaans breed, en telt
meer dan 350,000 inwoners Men kan zich geen denkbeeld maken van
de drukte en de beweging die hier heerscht, vooral door den spoorweg
en het kanaal van Suez. Duizende menschen gaan u in de meest
verschillende kleeding voorbij. Muziek, zoowel egyptische als
europeesche, klinkt u van alle kanten tegen. Ruim driehonderd
moskeeën staan op hare pleinen, en meer dan twintigduizend ezels
worden door hunne drijvers door de stad geleid. Ook zagen wij bepakte
struisvogels, die als lastdieren door de nauwe straten renden. Kaïro
heeft drie voorsteden, Oud-Kaïro, Boelak en Shoebra. In de beide
eerstgemelden, die op zich zelve reeds groote steden kunnen genoemd
worden, bevinden zich de fabrieken van den onderkoning.
De huizen van Kaïro zijn zeer schilderachtig, vooral door de
_moucharabiés,_ eene soort van balkons, voorzien van traliewerk, die
de meeste woningen versieren. De moskeeën en winkels zijn in den
zuiver arabischen stijl gebouwd. Op eene hoogte, in Oud-Kaïro, staat
eene kerk, die voor de oudste Christenkerk in Egypte gehouden en
waarin door armenische geestelijken de dienst verricht wordt. "Wij
bezochten haar," verhaalt een reiziger, "juist toen een priester bezig
was luide zijne gebeden op te zeggen. Hij verhinderde ons niet in het
bezichtigen der kerk, en wees ons zelfs, tusschen het bidden door, dat
wij ook naar boven in de kerk moesten gaan om haar te bezichtigen. Al
biddende, nam hij gaarne eenige geldstukken aan.--Niet ver vandaar
bevindt zich een grot, die door de overlevering als de plaats wordt
aangewezen, waar Jozef en Maria op hunne vlucht naar Egypte met het
Kindeke Jezus hebben gewoond. Hoewel wij er volstrekt geen geloof
aan sloegen, hebben wij die grot echter bezichtigd. De eigenlijke
(zoogenaamde) woning van Jozef en Maria ligt onder den grond, en is
slechts eene duistere spelonk, waar ten minste thans niemand meer zou
willen wonen. Boven die spelonk is eene kapel gebouwd, die door
koptische priesters bediend wordt. Toen wij de kapel verlieten, werden
wij door een zwerm bedelaars omringd, welke van ons bakshish
begeerden, en zeker om ons te believen onophoudelijk Sancta Maria!
schreeuwden.
"Een goed uur gaans van Kaïro, te Matarich, vindt men de ruïnen van
Heliopolis (Zonnestad). Men houdt deze plaats voor het oude On, eene
der hoofdsteden van Egypte, waar Jozef met Asnath, de dochter van
Potifera, overste dier stad, huwde,
"Wij maakten ook eenige wandelingen in den omtrek, onder anderen
naar het eiland Rhoda, dat tusschen Oud-Kaïro en Giseh, dicht bij den
linkeroever van den Nijl, ligt. De overlevering zegt, dat op deze plaats
de egyptische prinses Mozes in zijn biezen mandje gevonden heeft. Op
dit eiland, vol tuinen en lusthuizen, bevindt zich de merkwaardige
Nilometer, waar men de hoogte van het
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.