water der egyptische rivier
meten kan. Deze Nilometer bestaat uit eene achtzijdige zuil, die
loodrecht ter hoogte van vijftig voet boven eenen met den Nijl in
gemeenschap staanden gemetselden bak is opgericht, en waarop het
peil staat ingebeiteld. Het water komt thans 8 1/4 voet hooger dan in
vroegere tijden.
"Toen wij het uitstapje naar Giseh maakten, moesten wij den Nijl over.
Maar gij kunt u geen denkbeeld maken van de heerlijke natuur, die hier
heerscht. Hoewel wij in December zijn, groeien langs de oevers allerlei
heerlijke planten en meest alle groenten, welke wij in den zomer eten.
De boomen, en vooral de schoone kassie (_cassia fistulosa_) hangen
vol bloemen en kransen. Het vlas bedekt met zijn zacht en liefelijk
groen geheele velden, en de tarwe is zoo hoog als bij ons in Mei.
Akkers vol erwten en boonen, en langs de oevers het suikerriet, ademen
ons de liefelijkste geuren te gemoet. In de maand Maart zijn de velden
wit om te oogsten, maar in het begin van April begint men eerst met het
inzamelen der vruchten. Later wordt het zeer heet en het klimaat
ongezond. Daarom is het dan ook voor een Europeaan niet goed in den
zomertijd naar Egypte te reizen, wijl de drukkende hitte en de
gloeiende winden niet alleen koortsen, maar zelfs de pest doen ontstaan,
die voor eenige jaren in Kaïro ruim 80,000 menschen ten grave sleepte.
"Te Giseh vindt men de piramiden van Cheops, Chephren en Mykerina.
De piramide van Cheops, die ongeveer 460 rijnlandsche voeten hoog is,
vergunt u een blik te slaan over het geheele Nijldal tot ver in
Opper-Egypte. Westwaarts ziet men de kale bergen van de lybische
woestijn met hare roode zandvlakte. Oostwaarts heeft men het
arabische gebergte, en aan den voet Kaïro, met zijne torens en minarets.
Langs den Nijl liggen eene menigte dorpen, en duidelijk zagen wij de
puinhoopen der oude koningsstad Memphis. De menschen, welke
beneden ons waren, geleken niet grooter te zijn dan mieren."
Kaïro is het eldorado der slangenbezweerders. "Ik zag," zoo verhaalt
een reiziger, "een groep, in wier midden een man stond, wiens lichaam
geheel met slangen van allerlei grootte en van de gevaarlijkste soort
bedekt was; hij droeg ze als halsband, als gordel, als armbanden,
kortom overal aan armen, beenen, ja overal waar maar plaats was--hij
geleek een ware Laokoon. Het eenige onderscheid tusschen hem en
dezen mythologischen leider was, dat de dieren aan zijne stem
gehoorzaamden, en in eene zeer goede verstandhouding met hem
leefden: hij was een slangenbezweerder, _psyllus._ Nog leven in
Egypte eenige psylli, de laatste nakomelingen van een bijna
uitgestorven volksstam. Hunne zeden en gewoonten zijn niet zonder
eigenaardige bijzonderheden: om de trouw der vrouwen te beproeven,
plachten zij de pas geboren kinderen aan de wreedste slangen bloot te
stellen, omdat, zoo als zij geloofden, de in overspel verwekte kinderen
door deze kruipende dieren opgezocht werden; men verzekert, dat de
reuk van het lichaam der psylli voor de slangen een doodelijk vergift is.
Zij worden voor bekwame slangenbezweerders gehouden, en beweren,
dat een man, in wiens aderen niet het reine bloed van hunnen stam
vloeit, hunne kunsten niet kan nabootsen. Men ontmoet hen dikwijls in
de straten van Kaïro; zij zijn licht gekleed, hebben deze dieren om
armen en hals gewonden, en dragen groote lederen zakken, waarin zij
die slangen bergen die zij uit de huizen verdrijven. Zij maken eene
afzonderlijke kaste uit, en erkennen een opperhoofd, dat volgens zijne
bewering van den grootten scheik Reyfaschye afstamt. Slangen komen
in Egypte in menigte voor, en daar schier alle wanden der huizen
slechts uit gedroogd leem bestaan, kunnen zij er gemakkelijk in
doordringen. Wil men een huis van deze gevaarlijke gasten zuiveren,
dan roept men een psyllus; de met eene roede gewapende bezweerder
bezoekt de vertrekken, spuwt op den grond, en spreekt de navolgende
woorden: "Ik bezweer u bij God te verschijnen; ik beveel het u bij de
geweldigste macht; als gij gehoorzaam zijt, zoo verschijn; zijt gij
ongehoorzaam, dan zult gij sterven--ja, dan zult gij sterven." Weldra
ziet men dan een slang uit de eene of andere scheur van den muur te
voorschijn komen, of uit den grond kruipen. Natuurlijk houdt men dit
alles voor kwakzalverij; maar men heeft tot nu toe de middelen niet
kunnen ontdekken, die zij inderdaad aanwenden; men vermoedt, dat zij
zulke dieren bij zich verborgen hebben, om ze in donkere kamers te
werpen, waar zij ze dan ook weder gemakkelijk kunnen vinden. Ik weet
niet, of men aan de macht van den psyllus gelooven mag; ook weet ik
niet, of deze menschen inderdaad de kracht bezitten, de slangen tot zich
te lokken en te overmeesteren, zoo als er menschen zijn, die door
hunnen blik de verscheurende dieren weten te temmen."
Een van de schoonste pleinen der stad is de Esbëkiëh, eene
wandelplaats waarvan de beau monde
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.