pad niet met rozen bestrooid zou zijn. De last was
stellig; ik had de verplichting op mij genomen; en al had ik nu zeker geweten, dat ik als
een indringer, als een ongeroepen mededinger, als iemand die zich bemoeit met dingen,
die hem niet aangaan, zou worden afgewezen--toch moest ik Livingstone opzoeken, hem
vinden zoo hij nog in leven was, of anders mij de bewijzen verschaffen dat hij was
overleden. Dit was mijn plicht, en dus ook mijn vaste wil.
Ik wist volstrekt niet, wat er al zoo voor eene expeditie naar het binnenland van Afrika
noodig was; en den ganschen nacht tobde ik over vragen als deze:--Hoeveel geld moet ik
medenemen?--Hoeveel dragers?--Hoeveel soldaten? (Daarmede bedoelde ik de vrije
negers, van Zanzibar geboortig, of de vrijgelaten slaven, die de reizigers vergezellen, en
zich zelf Askari noemen, een hindoesch woord dat soldaat beteekent).--Hoeveel katoen,
glaswerk, koperdraad en andere snuisterijen?--Welke soorten van stoffen?--En op al die
vragen zocht ik te vergeefs een antwoord. Ik bedekte gansche vellen papier met
eindelooze reeksen van cijfers, om uit te rekenen hoeveel het onderhoud van honderd
man mij per jaar wel kosten zou: en ik kwam tot geen resultaat. Ik bestudeerde Burton,
Speke en Grant: ik vond heel veel geographische, ethnographische en andere geleerdheid,
maar geen enkel woord omtrent de inrichting eener karavaan. De europeanen, die ik
daarover sprak, waren op dat punt al even wijs als ik; het was ook trouwens hun zaak
niet.
Eindelijk wendde ik mij tot een Arabier, een vermogend en deftig man, die juist uit het
binnenland was teruggekeerd, en die de eerste kooplui der stad in zijn huis ontving. Van
hem vernam ik, dat voor het onderhoud van honderd manschappen, tien doti of veertig
ellen katoen per dag voldoende waren; mijne reis op twee jaren rekenende, had ik dus
vijftigduizend el katoenen stof noodig, die ik nu verder moest uitzoeken.--Dan, het
glaswerk, of liever de glazen koralen, die in vele streken de eenige munt zijn. Het lastige
hierbij was, dat de smaak bij de verschillende stammen zeer uiteenloopt: de eene wil
witte kralen, een andere bruine of groene; in Oenyamoeëzi bij voorbeeld, zijn de roode
kralen zeer in trek, met uitsluiting van alle anderen; in Oegogo daarentegen verlangt men
alleen de zwarte, die nergens anders gangbaar zijn. Burton moest eenige duizende
kralensnoeren weggooien, die niemand hebben wilde.
Ik moest dus, hoe ongaarne ook, aan dit punt al mijne aandacht wijden, en zooveel
mogelijk trachten te berekenen, hoeveel tijd ik in elke landstreek waarschijnlijk zou
doorbrengen. Dat was een vermoeiende arbeid. Telkens en telkens herhaalde ik bij mij
zelf de namen van dingen en maten en gewichten: barbaarsche namen, die ik maar niet
kon onthouden, en die mijn geduld op eene zware proef stelden. Eindelijk, na allerlei
berekeningen, kwam ik tot het besluit, dat vijf-en-twintigduizend snoeren voldoende
zouden zijn, en dat ik mij tot elf verschillende soorten kon bepalen.
Maar ik was nog niet klaar: na de glaskoralen, het koperdraad. In de landstreek, die ik
ging doortrekken, vervangen de glaskoralen het kopergeld; de katoenen stoffen, het
zilvergeld; en aan gene zijde van het meer Tanganjika, bekleedt het koperdraad de plaats
van gouden munt. Met groote moeite, kwam ik eindelijk tot de wetenschap, dat draden
van ongeveer de dikte onzer telegraafdraden, de meest gezochte waren, en dat ik aan
driehonderd-vijftig pond koperdraad meer dan genoeg zou hebben.
Toen deze inkoopen volbracht waren, kon ik niet nalaten met zekere zelfvoldoening een
blik te werpen op mijne balen, netjes in de ruime magazijnen van het consulaat
gerangschikt. Toch was mijne taak nog op verre na niet afgeloopen: nog ontbraken er
mondbehoeften, keukengereedschap, zakken, tenten, tuigen voor de ezels, teer, zeildoek,
naalden, gereedschappen, wapenen, ammunitie, geneesmiddelen, dekens: in een woord,
honderde artikelen die nog allen gekocht moesten worden. En dan--het loven en bieden
met die doortrapte, schraapzuchtige kooplui! Voor de ezels, waarvan ik er
twee-en-twintig noodig had, vroeg men mij honderd tot honderd-vijf-en-twintig gulden
het stuk; ik kreeg ze eindelijk voor tusschen de veertig en vijftig gulden; maar wat had ik
daarvoor niet moeten redeneeren en pleiten, als gold het eene halszaak! Ik kon geen kaart
spelden koopen, zonder dat er over den prijs getwist werd, hetgeen natuurlijk eindeloos
veel tijd kostte en mij soms buiten mij zelven bracht.
Toen ik de ezels gekocht had, ontdekte ik dat er in de gansche stad geen pakzadel te
krijgen was. Er schoot niet anders over, dan ze zelf te maken. Farquhar en ik togen aan
het werk, en slaagden er in de noodige pakzakels te vervaardigen van touwen, zeildoek en
katoen; wij volgden daarbij hetzelfde model, waarvan het engelsche leger bij den
veldtocht in Abessinië had gebruik gemaakt.
Omstreeks dezen tijd kwam John William Shaw, te Londen geboren, en derde stuurman
op een amerikaansch koopvaardijschip, mij zijne diensten aanbieden. Hoewel zijn vertrek
van zijn schip een weinig verdacht
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.