Stanleys tocht ter opsporing van Livingstone | Page 5

Henry M. Stanley
was, vond ik daarin toch geen reden om hem af te
wijzen. Hij was vlug en behendig, kon goed met de naald en schaar omgaan, had verstand
van varen, was werkzaam en voorkomend; ik nam hem dus in mijne dienst, tegen een
loon van zevenhonderd gulden per jaar. Mijn andere bediende, Farquhar, was een zeer
bekwaam zeeman, en een knap mathematicus; hij was krachtig gebouwd, vol energie en

had een goed karakter; jammer genoeg was hij aan den drank verslaafd, en het losbandige
leven, dat hij te Zanzibar leidde, zou hem weldra noodlottig worden.
Toen ik met mijne inkoopen klaar was, moest ik nog twintig man aanwerven, die mij tot
geleide moesten dienen, en hen wapenen en uitrusten. Johari, de tolk van het consulaat,
sprak mij over enkele inlanders, die Speke op zijne reis hadden vergezeld. Het scheen mij
een groot voorrecht toe, indien het mij mocht gelukken, menschen in mijne dienst te
krijgen, die met de europeesche gewoonten en manieren bekend waren, en die misschien
andere geschikte personen zouden overhalen om met hen te gaan. Vooral had ik aan
Bombay gedacht, den trouwen hoofdman van het geleide van Speke. Met behulp van
Johari, slaagde ik er in weinige uren in mij te verzekeren van Oeledi, den voormaligen
bediende van Grant; van Oelimengo, Barati, Mabroeki, den bediende van Burton, en van
Ambari, die alle vijf deel hadden uitgemaakt van het gevolg van Speke. Bombay, de
aanvoerder van het geleide, bezorgde mij bovendien achttien vrijwilligers, die, zooals hij
verzekerde niet zouden wegloopen, en voor wier trouw hij instond. Het waren mooie,
welgevormde mannen, die er veel verstandiger uitzagen, dan ik ooit van wilde Afrikanen
had verwacht. Hunne maandelijksche bezoldiging werd op drie dollars bepaald; ieder van
hen ontving een musket, een kruidhoorn, een zak met kogels, een bijl, een mes, en de
noodige ammunitie voor tweehonderd schoten.
Ik ontveinsde mij geene enkele der vele moeilijkheden en bezwaren, aan mijne
onderneming verbonden, en beijverde mij zooveel mogelijk, maatregelen te nemen om
die moeilijkheden en bezwaren, die ik kon vermoeden dat mij wachtten, te overwinnen.
Als ik, aan den oever van het meer Tanganjika gekomen en den overkant voor mij ziende,
eens werd opgehouden door den onwil van een of ander opperhoofd of de luimen van een
Arabier? Moest ik daarvan afhankelijk zijn? Om dit te voorkomen kocht ik twee booten;
de eene, waarvoor ik tachtig dollars betaalde, kon twintig personen bevatten, met de
noodige koopwaren; in de andere konden zes personen met hunne bagage gemakkelijk
plaats vinden. Ik nam die vaartuigen uit elkander, en behield alleen het geraamte; de rest
verdeelde ik in pakken, die niet meer dan acht-en-zestig pond wogen. De houten
bekleeding werd vervangen door een bekleedsel van stevig, geteerd, dubbel zeildoek:
eene uitvinding van John Shaw, die bij dit werk eene groote handigheid aan den dag
legde.
Ik verbeeldde mij dat een kleine kar, geschikt voor de bijkans onbegaanbare wegen des
lands, ons heel goed te pas zou kunnen komen. Zoo een ezel honderd-veertig pond kon
dragen, was het toch waarschijnlijk, dat hij het dubbele van dien last zou kunnen trekken:
zoo doende zouden vier mannen zijn uitgewonnen. Of ik goed gezien had, zal later
blijken.
Toen ik, nadat al deze voorbereidende werkzaamheden waren afgeloopen, die lange
reeksen van balen en zakken, van kisten en valiezen, die tenten, die stapels van goederen
van allerlei aard overzag, stond ik een oogenblik versteld over mijne eigene
stoutmoedigheid. Hoe zou ik deze gansche massa door de woestijn vervoerd krijgen, die
zich van de kust tot aan de groote binnenlandsche meren uitstrekt?--Komaan! zeide ik bij
mij zelf, geen moed verloren! Handen uit de mouwen en aan het werk! Iedere dag heeft
genoeg aan zijn eigen kwaad; loopen wij niet vooruit op den morgen. Het maximum van

vracht voor een drager is zeventig pond; aangenomen dat die rommel daar elfduizend
pond weegt, dan heb ik zoo wat honderd-zestig dragers noodig. Ik moet zien die te
krijgen. Te Bagamoyo zijn ze te vinden: alzoo naar Bagamoyo.
Eene laatste onaangenaamheid wachtte mij nog bij de betaling mijner rekeningen. Laat
ieder, die te Zanzibar komt, zorgen dat hij baar geld bij zich heeft. Credietbrieven,
wissels, banknoten, mandaten, wat ook, niets wordt hier aangenomen, zonder eene
korting van twintig tot dertig percent per dollar; en dan nog kost het de grootste moeite
uw papier kwijt te raken. Eindelijk was toch ook dit afgeloopen. Mij restte nu nog slechts
de Europeanen te bedanken, die mij hunne hulp en medewerking hadden verleend, en
afscheid te nemen van zijne hoogheid den sultan, die mij een arabisch paard ten
geschenke had gegeven en mij ook op andere wijze zijne goede gezindheid had betoond.
Hij gaf mij nu aanbevelingsbrieven mede voor zijne ambtenaren langs de kust, en ook
een firman gericht aan alle Arabieren, die ik onder weg zou ontmoeten.
Mijn laatste bezoek was aan
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 32
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.