antrekken?.... zal je je beste schort voordoen?" had het kind gebedeld. "Zal je vragen, of ik ook mutsjes mot dragen?" drong ze op 't nippertje nog, haperend omdat ze bijna niet durfde, en wat heesch door de felheid van haar begeerte; de juffrouw had daar gister en vandaag niet over gesproken.... misschien had ze 't vergeten, zou ze nou die voorwaarde nog stellen....
Maar de moeder trok de schouders op. "Ho! mutsen..!" zei ze wegwerpend, "en wie dacht je, dat die betalen most?"
"Kind," waarschuwde Ant, "stel je niet voor, dat je bij de rijkdom komt; in de Drie Alleetjes is het kale boterhammen en een veertje op den hoed."
"'t Is een mooi huis,.... een dubbel huis!".... verweerde zich Sprotje.
"Och wát, meid, 't benne huisies van één verdieping," zei Ant goedig.... "een ondermeester..!"
Vrouw Plas ging.
Bij meester Jonkers werd ze door een aankomend meisje in een schemerig vertrekje gelaten, waar aan den eenen raamhoek wat licht van de lantaarn-op-straat viel; een kaal vertrekje, met midden tegen den leegen zijwand eene langwerpige wasdoektafel; aan de drie vrije kanten daarvan stond een stoel bijgeschoven en er lagen boeken op. Ook was er nog, vaag-glimmerend in den lantaarn-schijn, een rieten tafeltje van twee verdiepingen, met boeken volgestapeld; daarboven, verward door bloemen-en-vogel-schaduw van het gordijn, vlakte op het duister-lichte behang een lichtere landkaart; aan 't andere gordijn dook een kleine rieten leunstoel weg.
Vrouw Plas bleef midden in het kamertje staan.
Een oogenblik later kwam er een vlot van beweging zijnde juffrouw binnen, een lucifersdoosje klaar in de hand; en dadelijk deed die in den wit porceleinen ballon boven de wasdoektafel een kleine gasvlam aanzuigen. Dan groette ze. Zij was bleek en zóó licht-blond, dat het bijna niet te onderkennen viel hoe sterk ze reeds grijsde, en haar oogen waren van een flauw en wazig blauw. Zij zette zich aan het eene korte eind van de tafel, wenkte vrouw Plas naar den stoel tegenover haar; de groenleeren schrijfstoel in het front bleef leeg.
"Dit is het studeerkamertje van de meester," zei ze, "na het avondeten zitten hier ook mijn twee dochtertjes,.... die werken voor d'r examens."
Ze zei het opgewekt en bijna vriendschappelijk; haar stem had diep-in iets dofs, als van wie gewend is altijd moe te wezen.
"En nou zou m'n meissie hier komen dienen?" vroeg vrouw Plas.
Juffrouw Jonkers knikte, een beetje verlegen, alsof zij zich tegenover de moeder-zelf schaamde, dat zij het met een zoo zielig slag van dienstbode zou moeten stellen.
--Er waren wel verscheidene grootere meisjes op haar advertentie gekomen, vertelde zij,--maar zij was verleden week bij de naaischool-juffrouw aan de Turfmarkt geweest.... die had niemand gehad, praatte alleen even over een Marie Plas.... maar ze dacht, dat die op een fabriek was terecht gekomen.... en nu kwam gistermorgen diezelfde Marie Plas zich toch aandienen....
"Ze is wel op 't fabriek geweest," verontschuldigde de moeder, "maar ze had er geen tier; 'r hart staat op dienen." Van 't kind 'r gezondheid repte zij niet.
"Zoo? dient ze graag?" sprong wat happig de juffrouw bij; "dat 's een groot ding.... als je plezier in iets hebt...."
Vrouw Plas keek het kamertje nog eens rond:--'n kale boterham, dacht ze.... en de veertjes op den hoed zouen wel niet overhouden.... geen kwaad mensch anders.... maar een japon van zeven stuivers de el op een uitverkoop....
"'k Heb eerst lang ge?arzeld," kwam dan juffrouw Jonkers haar te groote gretigheid temperen; "ze ziet er nog wel wat heel klein en heel min uit."
"Ze mot nog veertien worden," zei gedwee?r de moeder, "ze kan nog groeien.... en de dokter zeit: een taai gestel."
"Zoo!".... zei nog eens, te happig, het vrouwtje.
En de moeder weer afwerend:
"Ze mot alleen geen jacht hebben."
Maar juffrouw Jonkers knikte opgewekt.
--Een taai gestel, dacht ze, dat hadt je meer met van die bleeke kinderen....
Ze was zoo bang geweest voor bezwaren van gezondheid, dat ze er niet dan zijdelings op had durven zinspelen.
--Och, ze had al zooveel van die onbehouwen schrok-oppen van meiden gehad, die 'r meer opaten dan dat ze er hulp van kreeg en waaraan ze klein Wilmpje nog geen kwartier dorst toe te vertrouwen.. dit leek zoo'n bedaard en ordentelijk kind....die zou wel willig zijn, zou 'r niet afbekken, zou ook niet zoo'n brok uit de dagelijksche kost happen....Na Wilmpje kon ze 't niet meer af met een halve hulp van vijf, zes uur per dag....ze moest er wel een voor dag en nacht nemen.... er was nou tè veel te doen, en ze was zelf zoo sterk niet meer....; en die kinders die 's middags en 's avonds naar huis gingen, die stalen ook dikwijls zoo.... iedere keer een handjevol steenkool in den zak, een kluitje vet, een stukje soda.... en het ongedierte, dat ze vaak meebrachten uit 'r sloppen.... Och! of dit nu eens gaan mocht! Ze zou dit kind wel ontzien moeten.... zooveel als 't kon natuurlijk.... als ze maar niet brutaal
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.