Sprookjes | Page 8

The Grimm Brothers
de dieven
waren van schrik een eind weggeloopen; na een poosje vatten zij weer
moed en kwamen terug, zij meenden, dat het baasje hen een beetje
plagen wou, en ze fluisterden naar binnen: »Kom maak nu geen
gekheid, en geef gauw wat aan.« En Duimpje schreeuwde zoo hard als
hij kon: »Ik zal je alles geven, steek je handen maar naar binnen.«
Dat hoorde de luisterende keukenmeid heel duidelijk, ze sprong uit bed
en strompelde de kamer binnen. De dieven liepen weg en renden of de
dood hen op de hielen zat, en de meid, die niets merkte stak een kaars
aan.
Toen zij met het licht terug kwam, maakte Duimpje gauw, dat hij
wegkwam in de schuur. De meid doorzocht alle hoeken en gaten en
toen zij niets vinden kon, dacht ze, dat ze met open oogen en ooren
toch gedroomd had.
Duimpje was over de stroohalmen rond geklommen en had een goed
plekje gevonden om te slapen. Hij woû daar blijven uitrusten tot het
dag was en dan weêr naar zijn ouders gaan. Maar dat zou anders
uitkomen; ja, de wereld is vol wisselvalligheden! De meid stond als
gewoonlijk op omdat het vroeg dag was, en wilde het vee voederen.
Haar eerste zorg was naar de schuur; daar pakte zij een arm vol hooi, en
juist dat waar Duimpje in lag. Maar hij sliep zoo vast, dat hij niets
merkte, en werd pas wakker, toen hij in den bek van de koe zat, die
hem met het hooi had gegrepen. »Ach God hoe kom ik hier nu in!«
Maar hij merkte gauw waar hij was. Nu was het oppassen, dat hij niet
tusschen de tanden kwam en vermorseld werd, en toen moest hij nog
meê naar beneden, naar de maag. »In dit kamertje zijn de raampjes
vergeten,« zei hij, »en er schijnt geen vonk maan; een licht zal hier ook
wel niet te krijgen zijn.« Het kwartier beviel hem in alle opzichten
slecht, en het ergste was, dat er altijd maar meer hooi door het deurtje
naar binnen kwam, en het plaatsje werd hoe langer hoe benauwder.
Toen riep hij eindelijk in zijn angst zoo hard als hij maar kon: »Breng
niet meer voêr, niet meer voêr!«
De meid was juist bezig de koe te melken en toen ze spreken hoorde en
niemand zag, en de stem van 's nachts herkende, tuimelde zij van schrik

van haar stoeltje, en morste al de melk. Zij liep haastig naar haar
meester en riep:
»O, mijnheer de dominé, de koe kan spreken!« »Je bent niet wijs,« zei
de dominé en ging zelf naar den stal om de zaak te onderzoeken. Maar
hij had nog geen voet binnen of Duimpje riep: »Breng mij geen nieuw
voêr!« Toen geloofde de dominé zelf ook, dat het een booze geest was,
en liet de koe dood maken. Ze werd geslacht, maar de maag waarin
Duimpje zat, werd op de mesthoop gegooid. Duimpje trachtte zich er
uit te werken, en wurmde en wurmde tot hij eindelijk wat ruimte kreeg;
maar toen hij juist zijn hoofd naar buiten wou steken, gebeurde er weêr
een nieuw ongeluk. Er kwam een hongerige wolf voorbij en die slokte
de heele maag in ééns in. Maar Duimpje gaf het niet op, »misschien
valt er met dien wolf wel te praten,« dacht hij, en hij riep hem toe uit
zijn eigen buik: »lieve wolf, ik weet een lekker hapje voor je!« »Waar
is dat te krijgen?« vroeg de wolf. »Daar en daar, je moet door het riool
naar binnen zien te komen, en dan zal je zooveel spek en worst en koek
vinden als je maar bergen kunt;« en hij beschreef hem heel nauwkeurig
zijn vader's huis. De wolf had daar ooren naar, drong in den nacht door
het riool en at in de provisiekamer, wat hij maar eten kon. Toen hij
klaar was, wilde hij weêr terug, maar hij was nu te dik om er door te
kunnen. Daar had Duimpje juist op gerekend, en begon nu in het lijf
van de wolf geweldig te keer te gaan, roepen en schreeuwen zoo hard
hij kon.
»Hou je mond toch,« zei de wolf; »je maakt de menschen wakker!«
»Neen man,« zei 't kleine ding, »jij hebt lekker gegeten, nu wil ik eens
lekker pleizier maken,« en hij begon het misbaar weêr opnieuw.
Daarvan werden zijn vader en moeder wakker, liepen naar de
provisiekamer en keken door een reet. Toen zij zagen, dat er een wolf
in was, haalde de man de bijl en de vrouw de zeis. »Blijf jij achter,« zei
de man, »en als ik hem een slag gegeven heb en hij is nog niet dood,
dan kom jij en geeft hem een sneê in zijn lijf.« Duimpje hoorde de stem
van zijn vader en riep: »lieve vader, ik ben hier, ik
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 78
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.