Sprookjes | Page 9

The Grimm Brothers
zit in den wolf zijn
buik.« »Goddank,« riep de man heel verheugd, »ons lieve kind is weêr
terecht,« en hij vroeg de vrouw, de zeis weg te zetten, dat Duimpje
geen letsel zou krijgen. Daarop haalde hij uit en sloeg den wolf met één

slag op zijn kop dood, en toen haalden zij een schaar en mes en sneden
hem zijn buik open, en haalden het ventje er uit. »O,« zei de vader,
»wat een zorg en angst hebben wij om je uitgestaan!« »Ja vader, ik heb
heel wat in de wereld beleefd; goddank, dat ik weer wat frissche lucht
krijg!« »Waar ben je dan toch geweest?« »Och vader, ik was in een
muizengat, in een koeienmaag en in een wolfsbuik en nu blijf ik bij u.«
»En voor geen schatten in de wereld verkoopen wij je weêr.« En ze
pakten en kusten hun dierbare Duimpje, gaven hem te eten en te
drinken, en lieten hem nieuwe kleêren maken, want de zijne waren van
een slechte reis thuis gekomen.

XXXVIII.
DE BRUILOFT VAN VROUW VOS.
Eerste Sprookje.
Er was eens een oude vos met negen staarten, die meende, dat zijn
vrouw hem niet trouw was, en daarom wilde hij haar eens op de proef
stellen. Hij ging lang uit onder de bank liggen, en hield zich zoo dood
als een pier. Vrouw vos ging naar haar slaapkamer, deed de deur op slot,
en de meid juffer poes, zat bij het vuur en kookte. Toen het nu bekend
werd, dat de oude vos gestorven was, begonnen de vrijers op te dagen.
De meid hoorde eens, dat er aan de huisdeur geklopt werd; zij deed
open, en er stond een jonge vos; hij sprak:
»Juffer poes wat doe je toch, Ben je wakker of slaap je nog?«
zij antwoordde:
»Slapen niet, ik ben niet moe, Wil je weten wat ik doe? Boter doe 'k in
't warme bier, Komt mijnheer te gast hier?«
»Dank u wel, juffer,« zei de vos, »wat doet vrouw Vos?« De meid
antwoordde:
»Op haar kamer zit ze maar, Met de handen in het haar, En zij schreit

haar oogen rood, Want mijnheer de vos is dood.«
»Ga haar dan zeggen, juffer, dat er een jonge vos is, die graâg met haar
trouwen woû.« »Goed jongeheer.»
Toen ging poesje trip, trap, Sloeg de deuren klip, klap, »Vrouw vos is u
daar wel?« »»Och ja, mijn poesjenel!«« »Een vrijer is gekomen,»
»»Heb j'm goed opgenomen?««
»Heeft hij ook wel negen zulke mooie pluimstaarten als mijn zalige
heer Vos?« »O, neen,« zei het poesje, »hij heeft er maar één.« »Dan wil
ik hem niet hebben.»
Juffer poes ging naar buiten en stuurde den vrijer de laan uit. Heel
spoedig daarop werd er weêr geklopt; er was weêr een andere vos voor
de deur, die om vrouw Vos kwam vrijen. Hij had twee staarten, maar
het ging hem niet beter dan den eersten. Toen kwamen er weer anderen,
ieder met een staart meer; zij werden allemaal afgewezen; maar
eindelijk kwam er een, die had negen staarten precies zooals de zalige
heer Vos. Toen de weduwe dat hoorde, zeide zij heel verheugd tegen
het poesje:
»Nu poorten en deuren opensluiten, En smijt wij den ouden heer Vos
naar buiten,«
Maar toen de bruiloft zou beginnen begon ook de oude heer Vos te
bewegen, en strafte het heele zootje duchtig af; maar vrouw Vos joeg
hij de deur uit.

Tweede Sprookje.
Toen de oude heer Vos dood was, kwam de wolf als vrijer en klopte
aan de deur, en de kat die dienstmeisje was bij vrouw Vos, deed open.
De wolf groette en zei:
»Dag vrouw poes van schuiermaar, Zit je nu alléén daar? Wat voor
lekkers maak je klaar?«

De kat antwoordde:
»'k Drink mijn melk en bak mijn brood, Is mijnheer te gast genood?«
»Dat niet juffer poes, is vrouw Vos niet thuis?«
»Zij zit op haar kamer in zorg en nood, Want mijnheer de Vos is
dood!«
De wolf antwoordde:
»Wil zij soms een anderen man, Laat ze gauw maar komen dan.« De
kat liep op de trap, Haar staartje ging: wip wip, En haar oogjes gingen
rond, Tot zij juffrouw Vos vond, Zij klopte met haar vijf gouden ringen:
»Juffrouw vos is u daarbinnen? Wil je soms een anderen man? Gauw
maar naar beneden dan!«
Vrouw Vos vroeg: »heeft hij een rood broekje aan, en een spits
snoetje?« »Neen,« zei de kat. »Dan kan ik hem niet gebruiken.« Toen
de wolf weggestuurd was, kwam er een hert, een haas, een beer, een
leeuw en vele dieren de een voor den ander. Maar er ontbrak altijd een
van de goede eigenschappen van den ouden heer Vos, en de kat moest
iedere keer de vrijers weêr wegsturen. Eindelijk kwam er een jonge vos.
Toen zei vrouw Vos: »heeft hij een rood broekje
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 78
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.