dier niet in die kunst thuis was; zoo
ver kon iedere ezel het ook niet brengen. Toen zette de arme molenaar
een lang gezicht en begreep dat hij bedrogen was; en hij vroeg excuus
aan zijn familieleden, die even arm weêr weg gingen als zij gekomen
waren. En er zat niets anders op, dan dat de oude de naald weêr ter
hand nam en de jongen zich bij een molenaar verhuurde.
De derde broer was bij een draaier in de leer gegaan, en omdat dat een
kunstig handwerk is, moest hij het langste leeren. Zijn broers berichtten
hem in een brief hoe slecht het hun gegaan was, en hoe nog den laatsten
avond de kastelein hen hun mooie tooverdingen afhandig had gemaakt.
Toen de draaier nu uitgeleerd was en zou gaan reizen, gaf hem zijn
patroon omdat hij zich zoo goed gehouden had, een zak en zei: »er zit
een knuppel in.« »De zak kan ik omhangen, en daar kon ik vrij wel
dienst van hebben, maar die knuppel, wat moet die, die verzwaart hem
maar?«
»Dat zal ik je zeggen,« zei de baas, »als iemand je kwaad gedaan heeft,
dan zeg je maar: »Knuppel uit de zak!« dan springt de knuppel er uit en
danst de luitjes zoo lekker over hun rug, dat zij zich in geen acht dagen
bewegen kunnen, en eerder houdt hij niet op, voordat je zegt: »Knuppel
in de zak.« De gezel bedankte, hing de zak om, en als iemand hem te na
kwam of te lijf wilde, dan sprak hij: »Knuppel uit de zak!« en dadelijk
sprong de knuppel er uit en klopte den een na den ander zijn jas of buis
op den rug uit, zonder af te wachten, dat hij hem eerst uittrok, en dat
ging zoo vlug, dat men al aan de beurt was als men dacht, dat het rijtje
pas begon. De jonge draaiersgezel kwam ook tegen den avond in
hetzelfde logement waar zijn broêrs bedrogen waren geworden. Hij
legde zijn ransel voor zich op tafel en begon te vertellen wat hij al voor
merkwaardigs in de wereld gezien had.
»Ja,« zei hij, »men ziet wel eens een »tafeltje dek je,« en een
»goudezel« en zoo, en dat zijn dingen, die ik in het geheel niet veracht,
maar de schat, dien ik verkregen heb en in die zak meedraag, daar halen
ze toch niet bij!« De kastelein spitste zijn ooren, »jongens, wat zou dàt
wel zijn; die zak zit zeker vol edelgesteenten; die moet ik dan ook nog
hebben, want alle goede dingen zijn drie.« Toen het bedtijd was, legde
de gast zich op de bank, met de zak onder zijn hoofd voor kussen. De
waard wachtte tot hij hem in diepen slaap dacht, en toen begon hij heel
voorzichtig aan de zak te trekken, om hem zoo weg te halen en er dan
een andere voor in de plaats te leggen.
Maar dáár had de draaier juist op liggen wachten, en toen de waard een
flinken ruk aan de zak wou doen, riep hij: »Knuppel uit de zak!« Fluks
kwam het knuppeltje er uit en den waard op het lijf, en veegde hem den
mantel uit, dat het zoo'n aard had.
De waard riep om genade, maar hoe harder hij schreeuwde hoe harder
de knuppel de maat op zijn rug sloeg, totdat hij eindelijk van uitputting
neêrviel. Toen zei de draaier: »als je niet dadelijk het »tafeltje dek je«
en de »goudezel« terug geeft, zal de dans weêr van nieuws beginnen.«
»Ach, neen,« riep de kastelein heel benauwd, »ik geef alles graag weêr
terug, als dat duivelsding maar weêr in zijn zak kruipt!« Toen sprak de
gezel: »ik zal genade voor recht geven, maar neem je in acht!« toen
riep hij: »Knuppel in de zak!« en liet hem met rust.
Den volgenden morgen toog de draaier met tafeltje dek je en de
goudezel naar zijn vader. De kleermaker verheugde zich, dat hij hem
terug zag, en vroeg wat hij in den vreemde geleerd had. »Lieve vader,«
zei hij, »ik ben een draaier geworden.« »Dat is een kunstig vak!« zei de
vader, »en wat heb je van je reis meegebracht?« »Een kostbaar stuk
lieve vader, een knuppel uit de zak!«
»Wat!« riep de vader, »een knuppel! dat is wel de moeite waard! Die
kun je van den eersten den besten boom hakken.« »Maar zoo een niet,
vader! Als ik zeg: »knuppel uit de zak!« dan springt hij er uit en met
wien het niet goed met mij meent wordt een leelijk dansje uitgevoerd,
en dat houdt niet op, voor hij op den grond ligt en mooi weêr speelt.
Kijk vader, met dien knuppel heb ik het tafeltje-dek-je en den goudezel
terug gekregen, die die schurk van een waard mijn broers ontfutseld
had. Laat hen nu allebei roepen, en ook al de familie,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.