is den helden terugkeer geschonken?--Helgi antwoordt: Het is geen bedrog, wat gij meent te aanschouwen, noch het einde der dagen, ofschoon gij ons ziet en schoon we onze rossen met de sporen prikkelen, en ook is ons helden geen terugkeer geschonken.--Daarop gaat de dienstmaagd naar huis en boodschapt wat zij gezien heeft haar meesteres aldus: Ga uit, Sigrún van Sevafjoll, als gij den legervorst nu wilt vinden; ontsloten is de heuvel, Helgi is gekomen; zijn wonden bloeden; en hij de koning bad u dat ge de bloeddroppels mocht komen stelpen.--Sigrún gaat onmiddellijk en begroet Helgi vol vreugde: Eerst wil ik u kussen, mijn gedooden koning, eer gij uw bloedig harnas afwerpt; uw haar, Helgi, is met rijp bedekt, uw lichaam besproeid met den dauw van de lijken; ijskoud zijn de handen van Hogni's schoonzoon, hoe zal ik, o koning, u kunnen helpen?--Helgi antwoordt: Uw schuld is 't, Sigrún van Sevafjoll, dat Helgi's lichaam met lijkendauw besproeid is: bittere tranen toch schreit gij iederen avond, en elke traan valt bloedig dezen held op de borst, ijskoud, klam en vol smarten. Laat ons nu drinken kostlijke wijnen, al moeten wij missen leven en landen; voor mij mag niemand klaagliederen zingen, al ziet men mijn borst vol bloedende wonden, want nu zijn de vrouwen in het graf opgenomen; der mannen geliefden zijn bij ons, de dooden.--Sigrún spreidt terstond in den heuvel een leger en zegt dan: Ik heb u, Helgi, een leger bereid, rustig en vreedzaam, zoon der Ylfingen! Ik wil hier in uw armen slapen, o koning, zooals ik in het leven bij u placht te rusten.--In den morgen rijdt Helgi, vóór het kraaien der hanen met de zijnen weer heen en komt niet weer terug, waarop Sigrún van heimwee spoedig sterft. Deze spookachtige winternachtsdroom: de ontmoeting in een grafheuvel van den dooden held, klam van bloed, met ijskoude handen en wit bevroren haren, en de trouwe geliefde, die hem aan haar hart koestert en verwarmt; die mengeling van de hoogste zaligheid der liefde met de kille huivering van den dood, ontroerend door zijn schier huiveringwekkende schoonheid en aangrijpend door zijn realistische kracht, schittert te midden der oude Eddaliederen als een heerlijk gedenkstuk van de verheven majesteit der oud-Noorsche liefdes-idealen.
Strenge eischen van bovenzinnelijke reinheid werden door sommige middeleeuwsche minnehoven (waarover later nader) aan de liefde gesteld. Zoo vaardigde het minnehof van koningin Eleonora de volgende decreten uit: De liefde kan der liefde niets weigeren. Een minnaar, die verandert, verandert niet--hij heeft slechts geveinsd te beminnen. Alleen de deugd maakt der liefde waardig. Niemand kan tweemaal beminnen. Beminnen kan niet, wie beheerscht wordt door wellust.
Geheel het romantische ridderwezen werd trouwens beheerscht, in theorie tenminste, door zulke hooge opvattingen aangaande de liefde. De minnehoven, die een ware revolutie teweegbrachten in de begrippen van dien tijd betreffende het huwelijk, vaardigden een wetboek uit van ware liefde. Daarin werd verklaard, dat liefde en huwelijk onvereenigbaar zijn. "De vrome sluiers," zegt Mevr. v.d. Wissel-Herderscheê in haar vertaling van Hudry-Menos' Leven en streven der vrouw, "die het Christendom met afgewend gelaat over de sexueele gemeenschap geworpen had, werden verscheurd en de behoefte aan een inniger, dieper vereeniging dan die van het huwelijk brak zich baan. Het samengaan van de verbintenis der zielen met die der lichamen werd voor onmogelijk gehouden; men liet ze naast elkander bestaan, met verschillende personen als object: eenerzijds den vriend of de vriendin, anderzijds den echtgenoot of de vrouw. Zoo had een vrouw een re?elen man en een ide?elen echtgenoot."
De literaturen aller volken wemelen van gloeiende lofzangen der liefde, in alle talen hebben de literaire genie?n en alle verheven geesten zich uitgeput haar te bezingen. "De liefde," verklaart Madame de Sta?l, "verleent ieder uur zooveel zoetheid, vult elke minuut met zooveel heerlijkheid, dat zij, ook met de onzekerste toekomst voor oogen, in den roes van het oogenblik alles doet vergeten. In haar is een dag gelijk aan een eeuw van geluk of van lijden, zoo vol is die enkele dag van gedachten en gevoelens. O waarlijk, slechts door de liefde leeren wij de eeuwigheid verstaan! Zij heft alle tijdsbepalingen op, evenals elk begrip van begin of van einde; men gelooft het voorwerp der liefde reeds zoolang men leeft te hebben bemind, want hoe zou men zonder hetzelve hebben kunnen leven? En hoe schrikkelijker de scheiding zou zijn, des te onwaarschijnlijker komt zij ons voor."
Twee wezens, die elkander beminnen, oordeelt Marie Bashkirtseff (in: Journal II) hebben de illusie van een volmaakt en heerlijk al; daarin, geloof ik, ligt de groote aantrekkingskracht van de liefde. Bij bloedverwanten, bij vrienden, in de maatschappij, overal ontmoet men onzuivere bedoelingen: hier is het de begeerte, daar afgunst, gemeenheid, onrecht, valschheid; zelfs de beste vriend heeft zijn verborgen berekeningen en, zooals Maupassant zegt, de mensch is altijd alleen, daar het hem onmogelijk is in de geheime gedachten ook van den
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.