hem in zijn vorstelijke echtheid. Vorstelijk is hij, niet omdat
een vorstenhand den sleutel van den Johannisberg bezit, maar omdat
een vorstenhand hem in de gezegende "Rheingau" geplant heeft. En
deze gekroonde schenker was niemand anders dan de groote Karel, de
machtige beheerscher van het Frankenrijk.
Eens stond hij--'t was voorjaar--op het platform van zijn slot te
Ingelheim en liet zijn blikken weiden over het wonderschoone
landschap aan zijn voeten. Er was 's nachts sneeuw gevallen en een wit
kleed bedekte de Rüdesheimer heuvels. Terwijl het oog van den keizer
nadenkend op het witte landschap rustte, bemerkte hij, dat op de rug
van den Johannisberg de sneeuw gauwer door de zonnestralen smolt
dan op de heuvels in het rond. De groote Karolus, die als een echt
Duitsch keizer ook een diepdenker was, meende, dat daar, waar zulk
een gezegende zonnegloed viel, ook meer dan gras gedijen kon.
Dadelijk liet hij den grijzen Koenraad zijn wapendrager bij zich komen
en gebood hem bij het aanbreken van den volgenden dag zijn paard te
zadelen en naar Orleans, de stad van den edelen wijn, te rijden, met de
boodschap aan de brave burgers, dat de keizer hun voortreffelijken wijn
nog steeds genadig in herinnering had en dat hij gaarne zulk een edel
gewas aan den Rijn zou bezitten, waarom hij den getrouwen burgers
van Orleans verzocht een pootrank naar de "Rheingau" te zenden.
Aldus ging de schrandere koningsbode op weg en nog voordat de maan
haar cirkelkring geëindigd had, was hij weer in het keizerlijke slot te
Ingelheim terug. Alom heerschte daarover groote vreugde. Karolus zelf,
de groote keizer voer naar Rüdesheim en plantte eigenhandig de
Fransche wijnrank in de aarde van het Rijnland.
Het werk van den keizer was geen voorbijgaande gril geweest.
Zorgvuldig liet hij zich over den stand der druiven in Rüdesheim en op
helling van den Johannisberg op de hoogte houden en toen de derde
herfst in het land gekomen was, kwam tegelijk met hem Keizer Karel
uit zijn lievelingsstad Aken in de "Rheingau". En het juichen van de
oogsters weerklonk in de wijngaarden van Rüdesheim en Johannisberg.
Plechtig werd het eerste geurige product der wijnpers den keizer
aangeboden; een gouden vocht in een gouden bokaal. Een koninklijke
wijn! Een flinke teug heeft de groote Karel genomen en opgetogen den
kostelijken drank geprezen. De vurige, zachte Johannisberger is zijn
lievelingsdrank geworden, die hem op hoogen leeftijd den last der jaren
deed vergeten. En wat Karel de Groote ondervond, dat bemerkt nog
heden een ieder wien dit druivenbloed in den beker parelt. In het heele
Duitsche rijk en ver over zijn grenzen kent men hem, en onder de beste
merken wordt hij geteld als de koning aller Rijnwijnen, de
Johannisberger.
Zeer schoon wordt de sage vervolgd van keizer Karel, die zijn druiven
zegent. Door den mond van den dichter is hij in een lied herschapen,
dat men dikwijls hoort zingen aan de oevers van den Rijn, waar de
druiven groeien.
Elk voorjaar, als op de heuvels en in de dalen aan den vloed de druiven
bloeien en de welriekende geur van de druivenbloesems de lucht
vervult, wandelt 's nachts een hooge schaduw door de wijngaarden.
Koninklijk is zijn gestalte, de purperen mantel golft om zijn schouders
en op zijn hoofd schittert de keizerkroon. Het is Karel de Groote, keizer
der Franken, die voor ongeveer duizend jaar den wijnstok naar
Rüdesheim en aan den rand van den Johannisberg overplantte. De
heerlijke geur van de druiven heeft hem uit zijn graf te Aken gewekt en
hij is gekomen om de druiven, die hij geplant heeft, te zegenen. Het
zachte schijnsel der volle maan verlicht den weg van den keizer en bij
Rüdesheim bouwt zij een gouden brug over den stroom. Daarover
schrijdt de keizer voort en verder trekt hij langs de heuvels, alom zijn
zegen over de druiven uitstortende. Bij het eerste hanengekraai keert hij
in zijn graf te Aken terug en hervat zijn eeuwenlangen slaap, totdat hij
het volgende jaar opnieuw door den geur der druiven gewekt wordt, om
zijn zegenrijken tocht door de "Rheingau" te volbrengen.
En nu, waarde lezer, zal ik U als derde verhaal nog een vroolijke
geschiedenis van de Johannisberger monniken meedeelen. Eens, kwam
onverwachts de hooge abt het klooster op den Johannisberg bezoeken,
juist toen de rijpe druiven aan de stokken hingen. De eerwaarde abt
vroeg met belangstelling naar alles, betoonde zijn ingenomenheid met
de levenswijze der brave monniken, en noodigde eindelijk, als blijk van
zijn welwillendheid, het geheele convent uit met hem een avonddrank
te gebruiken.
"De wijn vroolijkt het hart der menschen op!"
Met deze spreuk van den vromen koning David begon de abt zijn rede
en vervolgde: "Gods milde hand zal uwe wijnstokken ook den
volgenden herfst zegenen. Laat ons daarom, waarde Broeders, eenige
flesschen uit het groote vat met matigheid op waardige
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.