Sagen van den Rijn | Page 5

Wilhelm Ruland
geleidelijk verdwenen is.
Doordat een onbekende liederzanger, wiens naam men wel nooit zal te
weten komen, aan het einde van het 12e jaarhonderd de sage uitvoerig
in een lied omzette, is zij als een kostbaar overblijfsel van
Germaansche epiek bewaard gebleven. Een rilling gaat ons thans nog,
evenals vroeger onze voorvaderen door de leden, als zij ons vertelt van
de hevige teugellooze hartstocht van haar mannen en vrouwen en de
schokkende aaneenschakeling van zonde en berouw.

Een vreeselijk lied van schuld en straf! Geheel overeenstemmend met
de toenmalige geest van het volk, beginnende als een liefelijke idylle en
eindigende als een gruwelijk treurspel. Aan het hof van koning Gunther
van Bourgondië te Worms verschijnt, aangetrokken door de
lieftalligheid van Kriemhilde, zuster des konings, een jonge held,

Siegfried genaamd. Hij is ook een koningszoon. Zijn vader Siegmund
regeert in Xanten "nieden by dem Rine"
Koning Gunther neemt den blonden held als leenman in zijn dienst. Als
getrouw vazal verovert hij in den strijd, zonder medeweten des konings
de trotsche koningin van het eiland Ysland als gemalin voor den vorst.
Ter belooning daarvoor ontvangt hij Kriemhilde's hand. Grootmoedig
schenkt hij Kriemhilde als bruidsgeschenk den Nibelungenschat, dien
hij in jonge jaren in een overwinning op de zonen van den koning der
Nibelungen en den bewaker van den schat Alberich als prijs behaald
had. Louter vreugde heerscht aan het hof te Worms; echter niet bij allen.
Behalve door Kriemhilde wordt Siegfried nog door een ander in 't
geheim bemind. Dit is Brünhilde. Het geluk der bruid Kriemhilde doet
de afgunst in haar binnenste ontwaken en zij heeft voor deze geen
vriendelijk woord meer over. Aldus vervreemden de beide vrouwen
van elkaar. Op zekeren dag uit zich Brünhildes jaloezie in scherpe
bewoordingen. Toen weet Kriemhilde haar tong niet meer in bedwang
te houden. In een heftige rede werpt zij haar schoonzuster voor de
voeten, dat niet Brünhilde's echtgenoot Gunther, maar Siegfried
destijds met haar den eersten huwelijksnacht doorgebracht heeft. Tot
bewijs toont zij haar ring en gordel, die Siegfried in dien nacht de
sterke Brünhilde ontnomen en Kriemhilde geschonken heeft.
Opvliegend werpt zij Brünhilde een leelijken scheldnaam naar het
hoofd en betwist haar het recht het eerst de kerk binnen te treden.
Weenend deelt Brünhilde den koning den haar aangedanen smaad mede.
De beleedigde koning wordt vertoornd en diens vazal Hagen peinst er
over hoe hij Siegfried in 't verderf kan storten. Voor 't oog doet hij of
hij zijn meesteres wil wreken, doch de ware reden is het verkrijgen van
den Nibelungenschat.
Bij een jachtpartij in het Odenwald werd Siegfried, toen hij zich bukte,
om uit een bron te drinken door Hagen verraderlijk doorstoken. Men
besloot, dat er rondgestrooid zou worden dat Siegfried alleen was gaan
jagen en roovers hem overvallen hadden. Den volgenden dag reden de
koningen met hun gevolg over den Rijn naar Worms terug.
Voor Kriemhilde's kamer liet Hagen 's nachts den doode neerleggen, 's
Morgens vroeg, toen Kriemhilde zich gereedmaakte met haar vrouwen
naar de mis te gaan, ontwaarde zij den dierbaren afgestorvene. Van
veler lippen klonken jammerklachten. Kriemhilde wierp zich weenend

op haar vermoorden echtgenoot "Wee mij", riep ze, "Je schild is niet
door zwaarden doorstoken, gij werd door sluipmoordenaars gedood.
Wist ik wie de dader was, ik bracht hem om."
Vol praal liet zij den koninklijken held op een baar leggen en beval, dat
men een Gods gericht bij het lijk zou houden. Want er bestaat een groot
wonder, dat ook thans nog geschiedt, n.l. dat de wonden van het
slachtoffer opnieuw beginnen te bloeden, als de moordenaar het nadert.
Alle vorsten en Bourgondische edelen passeerden dus Siegfrieds lijk,
dat door de beeltenis van den gekruisigden Verlosser beschaduwd werd
en zie: als de sombere Hagen zijn slachtoffer nadert, beginnen diens
wonden opnieuw te bloeden. Ten aanschouwe der onthutste mannen en
vrouwen beschuldigt Kriemhilde nu Hagen den sluipmoord op haar
gemaal gepleegd te hebben.
Treurig was de boete, die op deze groote schuld volgde: de
Nibelungenschat, die de voornaamste aanleiding tot de schandelijke
daad geweest was, moest in den Rijn geworpen worden, ten einde in 't
vervolg hebzucht en twist uit de harten der krijgers te verbannen. Maar
Kriemhilde's oneindig groot verdriet was hiermede niet verdwenen,
evenmin als haar drang naar wraak.
Na de begrafenis van den held noodigde koning Siegmund Kriemhilde
uit naar den koningsburcht te Xanten te komen, doch te vergeefs.
Gedurende dertien jaren bleef zij te Worms in de nabijheid van den
innig geliefden doode, toen vertrok zij naar de abdij Lorch, die door
haar moeder, de hertogin Ute gesticht was. Daarheen nam ze Siegfrieds
lijk mede.
Toen daarop Etzel, het opperhoofd der Hunnen haar een
huwelijksaanzoek deed, gaf zij den heiden haar jawoord. Niet uit liefde,
doch door andere beweegredenen geleid. Zij trok met hem naar
Hongarije. Daar liet zij Siegfrieds moordenaar door vele harer dienaren
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 59
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.