Relikwieën uit onzen Heldentijd | Page 6

Not Available
Plancius gewezen,

dien weg benoorden Nova-Zembla om. 't Is waar, in 1594 had Barentsz
vergeefs beproefd, zich daar een pad door het ijs te openen: maar deze
ééne mislukking bewees de onmogelijkheid nog niet. Was zij wellicht
niet te wijten aan het reeds te ver gevorderde jaargetijde? Had men zich
misschien niet te dicht bij de kust van Nova-Zembla gehouden?
Plancius en Barentsz zelf bleven nog altijd vast gelooven aan het
bestaan der open poolzee, en dus aan de mogelijkheid om den
doortocht te vinden. Betaamde het dan niet der regeering van het
krachtig opluikende en vroolijk voorwaarts strevende Amsterdam, om,
waar zoo groote uitkomst te bereiken viel, voor geene zwarigheden
terug te deinzen, en nog eenmaal de stoute poging te wagen, die
wellicht ditmaal gelukken zou?
Zij rustte dan nogmaals twee schepen uit, waarmede de gevaarvolle
tocht zou worden ondernomen. De bemanning bestond geheel uit
vrijwilligers, die zich zelven hadden aangeboden: de ongehuwden
hadden de voorkeur, omdat, naar men oordeelde, minder sterke banden
hen aan het vaderland en eigen woning hechtten. Jacob Heemskerck
was schipper en commies op het eene schip, waarop Barentsz
opperstuurman was; Jan Cornelisz Rijp was met het gezag op het
andere schip bekleed. Den 10den Mei 1596 verlieten de beide schepen
de haven van Amsterdam, en begon die derde "zeylagie", die in
vermaardheid de beide vorigen ver achter zich zou laten, en waarvan
het verhaal eene der aangrijpendste en, in meer dan één opzicht, eene
der hartverheffendste bladzijden in onze vaderlandsche geschiedenis
zou beslaan. Eene bladzijde, die getuigt van martelend lijden, met
onbezweken moed gedragen; van schrikkelijke doodsgevaren, met
onverschrokken kalmte getrotseerd; van trouwe plichtsvervulling, die
van weifelen noch flauwen wist; van zelfvergeten en toewijding, tegen
elke proef bestand. En dat alles niet voor een enkel oogenblik, niet in
de bedwelmende opwinding van het woelige slagveld, niet ten
aanschouwe van eene juichende schare:--neen, maar weken en
maanden lang volgehouden, in kwellende en uitputtende
eenvormigheid; maar met nuchtere somberheid en zonder een zweem
van dichterlijke betoovering; maar alleen, ongezien en onbekend, in een
vergeten hoek der wereld, in sneeuw en ijs begraven, te midden van
eene ongenaakbare wildernis. Aan wie de hoogste lauwer: aan de

moedige krijgers, die, bij het schetteren der trompetten en het donderen
van het geschut, in vervoerende geestdrift ontvlamd, hun geliefden
veldheer volgend, zich op 's vijands drommen werpen, en met
onwederstaanbare vaart de overmacht voor zich doen wijken, om straks
als overwinnaars te keeren; of aan die onverschrokken mannen, die,
met zoo uiterst gebrekkige wapenen, maanden achtereen, dag aan dag,
altijd op nieuw denzelfden kamp moesten voeren op leven en dood, den
kamp tegen de ondenkbare verschrikkingen van een winter aan de pool;
en die dat doen met zoo blijmoedige eenvoudigheid, met zoo volkomen
gemis van allen ophef, als gold het de meest gewone zaak der wereld?
Aan wie de hoogste lauwer? Wij beslissen niet: maar dit weten we wel,
dat wij hem beklagen, wiens hart niet sneller klopt, wiens oog niet
tintelt, wiens geest zich niet verkwikt en verheft bij het lezen van het
onopgesmukte, naïef-eenvoudige, bijkans zouden wij zeggen platte,
verhaal van hun lijden en strijden; hem, wien de zin ontbreekt voor de
waarachtige poëzie, in dat nuchtere dagverhaal verborgen, meer dan in
zoo menig hoogdravend gedicht.
Wij zullen de twee schepen niet op hunne vaart vergezellen. Een
nauwkeurige beschrijving dier vaart, op zich zelf reeds niet altijd
gemakkelijk, is, zonder uitvoerige kaart der kusten en zeeën, die zij
bezochten, onverstaanbaar. En zelfs met zoodanige kaart voor zich,
levert het volgen van den weg, zoo als die in het verhaal van Gerrit de
Veer wordt omschreven, eigenaardige moeilijkheden op, omdat de
oude hollandsche namen, waarmede hij kapen en inhammen, zeeëngten
en eilanden, aanwijst, allen verdwenen en door anderen vervangen zijn.
Maar zulk eene uitvoerige beschrijving der reis is voor ons doel ook
niet noodig: het is ons voldoende te weten, dat onze onverschrokken
zeevaarders, na den 9den Juni, op 74° 30' noorderbreedte, het
Beren-eiland, thans Cherry-eiland, en eenige dagen later Spitsbergen,
dat zij aanvankelijk meenden Groenland te zijn, ontdekt te hebben,
omstreeks de helft van Juli, op de hoogte van Nova-Zembla kwamen.
Doch toen waren de beide schepen reeds niet meer bij elkander.
Tusschen Rijp en Heemskerck was verschil van gevoelen ontstaan over
de richting, die men te volgen had: zij konden het niet eens worden, en
gingen toen ieder zijns weegs. Rijp nam reeds spoedig daarop de
terugreis naar het vaderland aan; maar Heemskerck en Barentsz.

worstelden verder en verder, steeds pogende, als met geweld, den
geheimzinnigen doortocht te openen, die eene bovenmenschelijke
macht scheen gesloten te houden. Bange dagen volgden; dagen van
wanhopigen strijd tegen den van alle kanten op hen aandringenden
vijand, het ijs. In waarheid, het was een geweldige kamp, als van man
tegen man, een kamp op leven en dood. Nu eens tusschen de
reusachtige ijsschotsen vastgekneld,
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.