van lieden, voor wie schaamte en eergevoel onbekende zaken zijn. De heer Ori, die maar niet scheen te willen begrijpen, dat niet de behartiging van den algemeenen gezondheidstoestand en de verpleging der zieken zijn eerste plicht was, maar dat hij bovenal zijn chef behulpzaam moest wezen in het bestelen van de schatkist en het publiek, werd op de meest onvoegzame wijze afgezet, en vervangen door een zoogenaamden christen uit Syri?, wiens zedelijkheidsgevoel tamelijk wel met dat van den mudir overeenstemde. De tiran vond in hem het gewillige werktuig, waaraan hij behoefte had, en Soedan zal bij de verwisseling al even welvaren, als de aangrenzende gewesten in zoo menig soortgelijk geval.
III.
Mijne taak te Kassala was afgeloopen; ik begaf mij op weg naar Massoua, en hield mijn eerste halt te Sabterat, zes uur ten oosten van Kassala. Mijne kleine karavaan was nu vermeerderd met het gezelschap van pater Stella, een hoogst achtenswaardig en ook in Europa welbekend italiaansch zendeling; van een hongaarsch officier, en nog een twaalftal inlandsche kooplieden, voor wie de bescherming van onze acht geweren zeer welkom was.
Sabterat bestaat uit drie dorpen, waarvan het grootste, Kara?at genoemd, misschien driehonderd toekoels telt, en tegen de steile hellingen van den berg Horat is gebouwd. Tegenover Kara?at, op den linkeroever van de Aohé, staat een groep van veertig of vijftig hutten, Sherefa genaamd; tusschen de beide dorpen ligt een langwerpig eiland, geheel met dadelpalmen bedekt; ook de andere eilanden in de meestal droge rivierbedding zijn, evenals de rechteroever, goed bebouwd.
Kort voor mijne komst in deze streek, had eene tragische gebeurtenis de gemoederen der bevolking in beweging gebracht. De oude sheikh Mohammed-Nour was gestorven; zijn oudste zoon was hem opgevolgd en had de investituur van de egyptische regeering ontvangen, tot groote ergernis van den jongsten, die, om zich te wreken, voor geen broedermoord was teruggedeinsd. Op zekeren dag, toen zijn broeder naar Kassala ging, zette hij hem na, haalde hem onderweg in en doodde hem. De egyptische regeering liet hem gevangen nemen, en tijdens mijn verblijf zat hij in den kerker te Kassala; maar naar alle waarschijnlijkheid zal hij daar niet langer blijven dan noodig is om een duizend talaris bijeen te brengen, die hij aan Mou?a-Pasja kan aanbieden: dan zal het hem vrijstaan, in alle veiligheid de plaats van zijn verslagen broeder te gaan innemen. De voorloopige sheikh van Sabterat is een jong mensch van achttien jaren, de jongste broeder van den vermoorden sheikh. Volgens de overleveringen van hun stam zijn de Sabterat van het oosten, van de oevers van de A?nsaba, gekomen: zouden zij de Soboridae van Ptolomaeus zijn?
Uit deze streek is mij de herinnering bijgebleven aan een avontuur, dat ernstige gevolgen had kunnen hebben. Men had mij vooruit gewaarschuwd, dat hier, evenals in alle streken van Opper-Nubi?, waar water gevonden wordt en dus kudden zijn, eene menigte leeuwen huisvesten. Reeds in den eersten nacht ondervond ik de waarheid van dit bericht. Wij hadden ons kamp opgeslagen in een fraai palmboschje, waarvan de schaduw ons zeer welkom was, en ons deed vergeten dat zulke bosschages ook de geliefkoosde verblijfplaatsen zijn van wilde dieren. Zoodra de zon was ondergegaan, kwamen honderde runderen naar de waterputten; en even daarna verkondigde een luid gebrul ook de nabijheid des vijands. De runderen stoven verschrikt uiteen, en liepen al loeiende weg; naar het schijnt, werd er geen door de leeuwen gegrepen, maar de hyena's, die bijna altijd het spoor van de koningen des wouds volgen, doodden eene koe.
Twee uren later had ik, na het avondeten te hebben gebruikt, mij te rusten gelegd op mijn angareb, waar ik weldra indommelde, in slaap gewiegd door het murmelend gefluister in ons klein bivouac. De meeste bedienden waakten nog bij de vuren, op weinige schreden afstands van mij tusschen de boomen aangelegd. De last- en rijdieren lagen rustig rondom een palmboom gegroept. Eensklaps werd ik door eene hevige beweging gewekt: de verschrikte muildieren waren opgesprongen, en trachtten zich met geweld los te rukken. Ik vroeg wat er gebeurd was, en vernam nu dat een prachtige leeuw, die op de muildieren loerde, eensklaps, bij het schijnsel der vuren, in de struiken zichtbaar was geworden. Een jonkman van ons gevolg had haastig een brandend hout gegrepen en naar den leeuw geworpen, die, aan het voorhoofd geraakt, zijn kop had geschud, en met een korten kreet zich had verwijderd. Men weet, dat de wilde dieren in het algemeen, en vooral ook de leeuwen, van twee zaken een geweldigen afkeer hebben: van vuur en van geraas. Ook dit laatste bleef onzen bezoeker niet gespaard, want verscheidene geweerschoten werden hem achterna gezonden. Gelukkig trof hem geen enkele kogel: ware hij gewond geworden, dan zou hij ons waarschijnlijk last genoeg hebben veroorzaakt.
Weldra begonnen wij nu de steile berghellingen te beklimmen, die naar het vlek Algheden voeren, door eene naar het schijnt tamelijk welvarende, verstandige en werkzame bevolking
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.