Reize in Taka (Opper-Nubië) | Page 4

Not Available
na zijne aankomst, door soldaten overvallen, geboeid en in den kerker geworpen werd.
De Hadendoa bleven het antwoord niet schuldig. Twee dagen reeds na de gevangenneming van den sheikh, trok een treurige stoet de poort van Kassala binnen. Het waren inwoners dier plaats, die op den weg van Souakin door eene gewapende bende waren overvallen geworden, en nu een aantal dooden en gekwetsten medevoerden. Om goed te doen uitkomen, dat het hier eene politieke weerwraak gold, hadden de nomaden de kameelen en de koopwaren der reizigers ongedeerd gelaten. Toch had ook ditmaal, zooals steeds in het Oosten gebeurt, de straf alleen onschuldigen getroffen: want de arme kooplieden uit de voorstad hadden niets uitstaande met de zeer verheven en rechtvaardige politiek van den divan van Kassala.
Luide kreten van verontwaardiging en smart, vervloekingen en jammerklachten, begeleidden den treurigen optocht. Ik was op het terras mijner woning geklommen om te zien wat er gaande was, toen ik van de zijde van Sabterat een dergelijken stoet zag naderen, door jammerende vrouwen en ernstig zwijgende fogara (mohammedaansche priesters) begeleid. Later vernam ik dat dit takarir (muzelmansche negers) waren, die, bezig met hout te zoeken, plotseling waren overvallen geworden door een dertigtal Barea, evenals zij zelf met lansen en schilden gewapend. De takarir, hoewel slechts zes man sterk, hadden zich dapper gehouden. Het gevecht had eenige uren geduurd: hetgeen minder vreemd zal klinken, als men bedenkt dat dergelijke ontmoetingen tusschen kleine benden, deels door de groote sterke schilden, waarvan de strijders zijn voorzien, deels door hunne merkwaardige behendigheid, bijna meer op gymnastische oefeningen dan op ernstige gevechten gelijken. Van de vijftig lanssteken brengt er misschien één eene eenigszins ernstige wonde toe. De negers hadden een man verloren; de vijf anderen waren allen meer of minder zwaar gekwetst; de Barea verloren een man, die ten prooi van de hyena's werd gelaten.
Dergelijke tragische voorvallen zijn overigens niets zeldzaams bij deze nubische herders. Tijdens mijne eerste reis, toonde men mij van ver, achter den berg Abou-Gamel, het dorp Hafara, destijds verwoest en verlaten, ten gevolge van eene noodlottige gebeurtenis, ongeveer een jaar geleden voorgevallen.
Een man van Hafara had de dochter gehuwd van een aanzienlijke uit den negerstam der Basen: hetgeen hem echter niet belet had, zich op verraderlijke wijze meester te maken van twee jongelieden uit het dorp van zijn schoonvader, met het openlijk erkende doel om hen als slaven te verkoopen. De schoonvader kwam naar Hafara en vorderde de uitlevering van zijne stamgenooten; de ander weigerde, maakte zich driftig, en verklaarde rondweg dat hij ze te Kassala zou verkoopen: hetgeen hij eenige dagen later ook werkelijk deed. De Basen zweeg; maar zijne dochter, die op zijn gelaat kon lezen wat er in zijne ziel omging, gaf nu haren man dezen minstens zonderlingen raad:
"Mijn vader gaat vertrekken; maar ik heb op zijn gelaat gelezen dat hij vast besloten is, u te dooden. Gij zult dus verstandig handelen, indien gij hem nu aanstonds doodt, terwijl hij in uwe macht is, uit vreeze dat u later een ongeval overkomt."
De man gaf, ouder gewoonte, ten antwoord: "Hij durft niet."
De Basen vertrok, en weken verliepen zonder dat men iets van hem hoorde. Maar op zekeren avond kwam een man van de Basen in Hafara, en had een geheim onderhoud met de vrouw, waarbij hij haar waarschuwde zich tot vertrek gereed te houden, omdat haar vader haar binnen weinige dagen zou komen afhalen. De negerin nam den wenk ter harte, en zeide er niets van tot haren echtgenoot, waarschijnlijk denkende dat het misdadig zou zijn hem aan zijn noodlot te willen onttrekken. Op zekeren nacht overvielen driehonderd welgewapende Basen in alle stilte het dorp, dat uit niet meer dan honderd woningen bestond; voor de deur van iedere hut stelde zich een man als wachter, terwijl twee zijner makkers de woning ingingen, en allen, die zij daar vonden, den hals afsneden. In weinige oogenblikken was alles afgeloopen, en de vijfhonderd inwoners van Hafara waren uit den slaap in den dood overgegaan. De hoofdschuldige aan deze ramp verloor evenzeer het leven, en zijne weduwe volgde de overwinnaars, die haastig naar hunne bergen terugtrokken.
Tot weerwraak over dezen aanslag, verbonden de mannen van Sabterat en Algheden, de naburen en bondgenooten van de Hafara, zich met de Turken van Kassala, en deden een inval in het gebied der Basen; zij doodden een zestigtal mannen en voerden achttien gevangenen mede, voor het meerendeel jonge meisjes en kinderen, die te Kassala als slaven werden verkocht.

II.
Ik had Kassala tot uitgangspunt gekozen voor de onderscheidene onderzoekingstochten, die ik naar verschillende zijden, voornamelijk naar het oosten en zuiden, ondernam. De berg Kassala-el-Louz was bijna altijd het einddoel van deze uitstapjes. Deze berg bestaat uit eene massa granietrotsen, in de prachtigste en schilderachtigste wanorde, door en over en boven elkander geworpen, en waaruit zes hooge toppen, als koepels afgerond, glad, ontoegankelijk, zich trotsch en fier ten
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 30
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.