van Louvois, van hetzelfde geslacht daar ik hier
van gesproken heb, en word door een vrouw van dien naam bewoond,
ik weet niet of het de laatste vrouw en weduwe is van die Louvois, die
te Parijs om zijn gaauwdievenstreeken bekend was [9]. Dit onder
anderen verdient als een staaltje van het edel gedrag van een voornaam
Fransch edelman aangeteekend te worden. Louvois had geld noodig,
zoo als hem wel eens meêr gebeurde. Juist was de Courtenvaux, zijn
oom, van wien hij moest erven, ziek, hij gaat zijn' dood bekend maaken
aan een man, van wien hij £ 30,000--wilde leenen, voorwendende dat
hij dit geld noodig had voor de rouwkleeding, enz. overeenkomstig zijn'
staat. Men belooft hem de som, vragende slechts twee uuren tijd, om
hem die te bezorgen. Daar hij zelf overtuigd was, hoe weinig staat men
op hem maakte, begreep hij zeer wel, dat men in dien tusschentijd
onderzoek zou doen. Hij loopt dan naar het Hotèl, waar zijn oom
woonde; zendt den Zwitser onder het een of ander voorwendzel om een
boodschap, gaat in de loge [10], trekt het livrei aan, doet de sjerp om,
en wachtte zoo, tot dat de tijd die men hem bepaald had, bijna
verloopen was, en ieder, die naar den Heer de Courtenvaux vroeg, werd
terug gezonden met deze boodschap: "Hij is kwartier over tweeën
gestorven." Hier door bereikt de fielt zijn oogmerk; de gevraagde som
word hem toegeteld, en 's anderen daags verneemt men, dat de
Courtenvaux welvarende was; en Louvois, die zeer wel wist, dat hij
door zijn oom onterfd was, lagchte des te meêr in zijn vuist, wijl hij
zich verzekerd hield dat hij de geleende som nimmer terug zou kunnen
geven.--wat zegt gij, Vriend! zou Cartouche het wel beter hebben
kunnen overleggen?
Voort reizende vonden wij wel verscheidenheid van gezigten, hier en
daar zijn zij zelf schoon, doch de landstreek is veeläl woest en
onvruchtbaar. Te Aisy sur Armançon zagen wij in het voorbijgaan de
ijzersmelterijen van den vermaarden Buffon. Het ijzer word uit de
mijnen hier omstreeks gehaald, en deze smelterijen leverden 's jaarlijks
omtrent acht maal honderd duizend ponden ijzer; en men verzekert, dat
zij den eigenaar veel geld opbragten. Het kasteel van Montbar op eene
aanzienelijke hoogte gelegen, vertoonde zich vervolgens aan ons gezigt,
(zie de hier bijgaande afbeelding); wij moesten in het stadje van dien
naam, aan den voet van den berg gelegen, het middagmaal houden. Ik
had dus den tijd, om het te zien, en om op den berg, daar het kasteel ligt,
te klimmen. Die Schrijver van de Natuurlijke Historie, vooral om zijn
schoonen stijl beroemd, is in deze plaats den 7 September 1707
gebooren, en in 1788 begraven. Hij was een werkzaam man, zelfs tot
op 't laatst van zijn leven, en niettegenstaande hij door den steen
dikwils vreesselijk leed; maar teffens was deze groote man in sommige
opzigten zeer beuzelachtig: zelfs in zijn hooge jaren, en al was hij
onpasselijk, liet hij zich dagelijks het haar in papillottes [11] zetten en
branden; veeltijds liet hij zich tweemaal op een' dag kappen, en was 'er
zeer opgesteld, dat dit met de vereischte zorg en oplettenheid
geschiedde. Hij hield zich ook nu en dan gaarne met buurpraatjes bezig,
en wist door zijn' kapper en anderen alles, wat 'er in Montbar in de
huisgezinnen en onder de ingezetenen omging. De Buffon was een
Franschman; was hij een Hollander geweest, men zou nog meêr reden
hebben, om zich hier over te verwonderen.
Het kasteel is een oud gebouw, en zag 'er zoo wel als de tuinen en
toegangen tot hetzelve vervallen uit. Het woonhuis, waar de geleerde
Natuuronderzoeker zijn Verblijf hield, ziet men in een straat van het
stadje. De vrouw uit de Herberg, waar wij aten, was kamenier in het
huis van de Buffon geweest en wilde wel praten: ik had dus
gelegenheid, om mij over hem te onderhouden, en zij bevestigde dat,
wat ik u hier wegens zijn geaardheid verhaal. d'Aubenton is ook van
Montbar [12]; het stadje behoorende tot het Departement la Côte d'Or
ziet 'er niet zeer gunstig uit. Het riviertje de Brenne stroomt 'er door, en
'er ligt een steenen brug over. De hondslederen handschoenen, die men
hier maakt, hebben nog al eenigen naam. In de omstreek zijn ook
eenige marmergroeven, en men teelt 'er wijn.
In de stad wandelende zag ik een aankomend jongetje aan de deur
zitten, bezig met maliën om rijgsnoeren te maken, dat hier ook een
fabriekje schijnt te zijn. Ik ondervroeg het kind hieromtrent een en
andermaal, doch kreeg geen antwoord; hier over te onvreden, was ik
gereed om mijn misnoegen aan hetzelve te kennen te geven, toen de
moeder uit het huis kwam, en mij zeide, dat het ongelukkig kind stom
en doof geboren was. Weldra veranderde de gemelijkheid in
aandoening; ik vroeg haar, waarom
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.