Reize door Frankrijk | Page 4

Adriaan van der Willigen
van zijn' handel uit. Op den weg naar Joigny ziet men
nog altijd verscheidene heuvels met wijngaarden beplant; de wijn is een
voornaam voortbrengsel van dit land. Weldra bespeurde wij de stad
Joigny [7], en eene vlakte zoo ver het oog kon reiken. De voorstad St.
Michel, is zeer aangenaam aan de Yonne geleegen, en maakt een fraaije
kaai; 'er staan verscheidene gnappe huizen en een groot en schoon
gebouw, zijnde eene cazerne, daar voorheen veel krijgsvolk zoo te voet
als te paard in gelegd werd. Die kaai pronkt ook met twee prachtige en
sierlijke ijzeren hekken, een derde is aan den opgang van de brug. Op
de fraaije steenen brug, die door agt boogen ondersteund word, heeft
men een verrukkend gezigt. Bonaparte kwam 'er over, toen hij
zegepralende uit Italiën te rug keerde, en men heeft toen op dezelve
een' houten eereboog opgerigt die 'er nog staat. Het stadje, dat niet
groot is, maar zeer welvarende, drijft, zoo het schijnt, veel handel in
koorn, daar het de stapelplaats van is, en van een soort van laken, dat
'er gemaakt word. Voorheen was het een Graafschap.
Het dorpje Avrolles, daar wij doorreden, leverde een deerlijk
schouwspel op; 112 huizen en de kerk waren er den 25. der laatst
afgeloopen Maand, door de onvoorzigtigheid van een der Inwoonders,
afgebrand. Eer wij hier aankwamen, wees men mij het begin, dat men
gemaakt had met het kanaal van Bourgondiën te graven. Het stadje St.
Florentin op dezen weg gelegen, leverde niets merkwaardigs op; de
grond hieromstreeks kwam mij niet zeer vruchtbaar voor. De
wijnbergen en heuvels werden meer verheven. Dit plaatsje echter
herinnerde ons aan St. Florentin, daar na Hertog de la Vrilliere, die 'er
Heer van was, een der verachtelijkste Hovelingen van Lodewijk den
XV. Hij kon zich beroemen van veertig duizend Lettres de Cachet
uitgegeven te hebben; zijn bijzit Sabathier heeft 'er omtrent wel negen
en dertig duizend van verkocht. Men maakte op hem het volgende

grafschrift:
Ci git un petit saint [8] qui n'est pas du commun; Il a porté trois noms,
et n'en laissa pas un.
Omstreeks zeven uren kwamen wij te Tonnère: heden hadden wij 13
1/2 post afgelegd, en hielden hier ons nachtverblijf. Dit stadje is
schilderachtig gelegen; een kerk op een rots gebouwd, ziet men van
verre boven de huizen uitsteken; aan den voet van dezelve is een bron,
die zeer overvloedig in water en zoo diep is, dat men schier geen' grond
kan vinden: rondom is eene overdekte gallerij gebouwd voor de
waschvrouwen. Niet meêr dan ruim honderd voeten van daar heeft het
water van deze bron reeds een stroom gevormd, waar men op een
steenen brug, van twee bogen, overgaat. De Marquis de Louvois,
Secretaris van Staat, en Oorlogsminister onder Lodewijk den XIV, de
schrik der Protestanten, was Heer van dit Graafschap. Wij vonden hier
een redelijk goed avondmaal, en de ligging was ook vrij wel; want men
heeft in Frankrijk in dit saisoen, alle reden, om te vreden te zijn over de
bedden, als het getal der weegluizen zoo groot niet is, dat zij het slapen
ten eenenmaal verhinderen. Voor het overige moet men hier met het
scherpziende oog van eene Noord-Hollandsche vrouw niet
rondsnuffelen, en vooral ook de keuken onbezocht laten. Nu men word
hier ook aan gewoon, en dit is noodzakelijk.
Den 18 dezer begaven wij ons 's morgens om 3 uren weder op reis. Na
een eind weegs gereden te hebben, troffen wij vrij hooge heuvels aan;
de wagen kon hier niet anders dan zeer langzaam vorderen, en wij
verkozen, om te wandelen. Wel dra zagen wij die grootsche en
schitterende vertooning, die ieder redelijk mensch met eerbied en
bewondering vervult, en die zoo vreemd is voor zeer veel stedelingen.
De zon rees statig boven den gezigteinder. De landstreek is hier niet
zeer vruchtbaar; wijn is het voornaamste, dat men 'er teelt. Wij zagen
hier en daar ook kreupelbosch en woeste onbebouwde streeken. Na
twee posten gereisd te hebben, kwamen wij te Ancy-le-Franc. Het
stadje ziet 'er ellendig uit; doch even buiten hetzelve ligt een schoon
kasteel. Het scheen door de omwenteling niet geleden te hebben.
Nicolo del Abate, leerling van Primaticcio, een vermaard schilder ten

tijde van François I, heeft verscheidene vertrekken van dit kasteel
versierd. Wij hebben het inwendig niet gezien, en vergenoegden ons
met de tuinen, die hier en daar nog al aardig zijn aangelegd, te
doorwandelen. Achter het huis scheen veel bosch te liggen, en het
water ontbrak 'er ook niet; het kwam mij dus voor een aangenaam
buitenverblijf te zijn. Voor mij zou het nog aangenamer wezen,
wanneer ik het moest bewonen, indien het verder afgelegen was van het
armoedige stadje, dat 'er voorheen aan behoorde, ten zij ik in staat was,
om het lot van deszelfs inwoners te verbeteren. Thans behoort het
kasteel aan de familie
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 174
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.