plekken van zeezout. Dat is de woestijn van Karakoem. Ter linker hand verrijzen de bergen van den Grooten-Balkan, die weldra als in den grond verzinken; rechts verheft zich, als een eiland te midden van deze waterlooze zee, een nog lager bergketen, die van den Kleinen-Balkan. Deze twee bergketenen omsluiten een soort van dal, waarin de noordoosten wind met ongewone hevigheid kan woeden. Tot dusver zijn er op den transkaspischen spoorweg nog geen ongelukken gebeurd, waarbij menschenlevens te betreuren vielen; maar het is wel voorgekomen dat treinen door dien geweldigen wind werden tegen gehouden of wel pijlsnel van het eene station naar het andere voortgejaagd. De generaal Annenkof laat te Mikha?lowsk een meteorologisch observatorium inrichten, waar men de gelegenheid zal hebben de snelheid en de kracht van deze verschrikkelijke orkanen te meten.
Op dit oogenblik verfrischt geen enkel zuchtje de heete lucht, en toch stopt de trein eensklaps. Wat is er gaande? Soldaten stappen uit en begeven zich naar voren. Worden wij door turkmeensche bandieten aangevallen? Och neen: er loopen eenvoudig eenige kameelen op een rij achter elkander over de baan. Bij de nadering van den trein zetten zij het wel op een draf, maar zonder van de rails af te gaan. Naar het schijnt, zijn deze dieren buitengewoon dom, en hunne inlandsche geleiders zijn het niet veel minder: men kan hun maar niet aan het verstand brengen dat de spoorweg geen heerbaan voor karavanen is. De soldaten keeren terug na de kameelen verdreven te hebben, en de trein zet zich weer in beweging. Maar ondanks alle voorzorgsmaatregelen mogen wij Merw niet bereiken, zonder een kameel verpletterd te hebben. Het is donker geworden: een vrij hevige schok doortrilt al de wagens: de locomotief heeft twee dromedarissen ter aarde geworpen en de trein rolt voort over de vermorzelde lijken. De onthutste eigenaar heft jammerend de handen ten hemel: het is te laat! Hij krijgt geene vergoeding voor zijne beesten, en mag zich gelukkig rekenen dat hij de herstellingskosten van de locomotief niet moet betalen; want ook deze is ernstig beschadigd en wij moeten anderhalf uur ophouden aan het volgende station, Ballah-Isjem, om de machine weer in orde te brengen. Evenmin als te Molla-Karry, is hier zoet water te vinden. Om eene kleine bron van drinkbaar water te vinden, moet men naar de oasis van Kazandjik gaan, op honderd-tachtig kilometers afstands van de zee. Dit gebrek aan water was een van de ernstigste moeilijkheden bij den aanleg van den transkaspischen spoorweg.
Maar zoo er te Balla-Isjem geen frisch water te bekomen is, zal men er weldra zeer goedkoop vuur en licht kunnen krijgen. Men heeft namelijk over eene uitgestrektheid van twee-en-dertig kilometers, in de richting van het zuidwesten, petroleumbronnen ontdekt. Een put ter diepte van driehonderd meters levert omstreeks vierduizend poed olie per etmaal;--een russisch poed staat ongeveer gelijk met zestien kilogrammen. De olie wordt per spoor naar het station gevoerd. Datzelfde lijntje doorsnijdt ook nog eene uitmuntende zoutbedding, en raakt aan een heuvel, die een soort van natuurlijk asphalt, kir genaamd, bevat.
Eindelijk is de lokomotief weer in orde; het sein wordt gegeven, en wij stoomen verder naar A?din, Perewal, Aktsja-Kouima, Kazandjik, Oezoen-Soe, Oesjak. Al deze stations, met uitzondering alleen van Kazandjik, zijn ware verbanningsoorden: geen water, geen spoor van groen, geene enkele levende ziel buiten de stationsbeambten. Daar er geen maanlicht is, missen wij ook den fantastischen aanblik van de eindelooze steppe bij helderen nacht. Het best is maar te slapen.
4 September.--De dag was nog niet aangebroken toen de trein te Kizil-Arwat aankwam. Wij zijn hier op tweehonderd-twee-en-veertig wersten van de Kaspische-zee, op het punt tot waar de spoorlijn in 1880 werd doorgetrokken. Hier stapten de troepen van Skobeleff uit den trein om verder naar Gh��ok-T��p�� te marcheeren. Kizil-Arwat, tegenwoordig een station van de tweede klasse, telt reeds tweeduizend inwoners, Russen, Perzen, Turkmenen. Hier begint, naar men ons verzekert, de oase van Akhal-Tekk��, de verblijfplaats van die geduchte en onversaagde roovers, die zoo heldhaftig voor hunne onafhankelijkheid gevochten hebben. Het is goed, dat men het ons verzekert, want ik voor mij zou niet gedacht hebben, dat ik mij in eene oase bevond. Op het hooren van het woord oase, denkt gij aanstonds aan lommerrijk geboomte, aan heldere beken, aan irrigatietoestellen; zijt ge geen vreemdeling in Afrika, dan denkt ge bovendien aan palmen en dadels. Te Kizil-Arwat zoudt ge vergeefs naar palmen uitzien, die trouwens nergens te vinden zijn in geheel Turkmeni?, waar brandend heete zomers worden opgevolgd door zeer strenge winters. Een armzalig beekje, waarvan het water, om drinkbaar te zijn, eerst gefiltreerd moet worden; akkers met graan, geelachtige weilanden met schraal gras, enkele dwergachtige boomen: dat is alles wat er in de vlakte van Kizil-Arwat te zien is. Die oase zonder boomen maakt een allerzonderlingsten indruk. Het is onmogelijk, met eenige juistheid hare grenzen te bepalen. Uit een geologisch oogpunt is er geen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.