uit het noorden en het noordoosten; het daardoor opgejaagde zand hoopt zich tegen en tusschen het rasterwerk op en gaat niet verder. In noordelijk Rusland gebruikt men hetzelfde middel om de sneeuw af te weren.
De kleine locomotief, die de vijf-en-twintig wagens voorttrekt, doorsnijdt in enkele minuten het eiland Oezoen-Ada, en bereikt den zeearm, die dat eilandje van den vasten wal scheidt en die ruim twaalfhonderd meters breed is. Een met rijswerk en steenbestorting voorziene dam hecht het eiland aan den vasten wal en dient tot baan voor den spoorweg, die aanvankelijk langs het strand blijft loopen en het zandige plateau beklimt, dat zich vijftig kilometers landwaarts uitstrekt. Uitgravingen en dammen van vier tot vijf meter hoogte wisselen onophoudelijk af. Met eene dunne laag klei bedekt, die telkens met zout water wordt begoten, zijn die zanddammen volkomen bestand tegen de hevigste stormen. De zee verdwijnt aan onze linker hand: een oogenblik later zien wij haar weer ter rechter zijde. Eindelijk neemt zij voor goed afscheid. Wij bevinden ons nu in eene zandwoestijn, eene Sahara in miniatuur. Overal verrijzen kleine heuvels van vijftien tot dertig en veertig el hoogte, bedekt met eene schrale armoedige vegetatie, geel door het stuivende zand. De catalogus der flora van dit rampzalige land is spoedig opgemaakt: hij bevat maar een enkele struik, die laag bij den grond groeit, maar waarvan de wortels zeer diep doordringen. Deze struik is bekend onder den naam van saxaoul; aan haar is het te danken dat de duinen langs de Kaspische-zee zijn vastgelegd, dat wil zeggen door den wind niet meer worden verplaatst. Deze plant is dus van zeer groot nut, en het ware onverantwoordelijk, haar als brandhout te gebruiken. Ongelukkig heeft men het middel tot voortplanting nog niet kunnen ontdekken.
Wij naderen het station Mikha?lowsk, op vijf-en-twintig wersten afstands van de nieuwe haven Oezoen-Ada. Juist een uur en zes minuten na ons vertrek van laatstgenoemde plaats komen wij te Mikha?lowsk. Deze sectie is eerst sedert weinige dagen voltooid; er wordt nog hier en daar gewerkt; de weg heeft zijne zetting nog niet gekregen, en de trein moet langzaam rijden. Er is hier een ruim station, eene ruime bergplaats voor locomotieven, en eene groote destilleerderij, die dagelijks vijfhonderd kubiek meters zoet water kan leveren. Hier zette Skobeleff voet aan wal. Het landschap is niet minder woest dan te Oezoen-Ada; zelfs zijn de duinen nog hooger; daarbij is de haven ledig. Slechts enkele kleine vaartuigen wiegelen droomend op het water.
De trein zet zich weer in beweging en rijdt nog steeds door eene zandwoestijn. Wij stijgen voortdurend, maar met zachte glooiing, midden door de duinen, die al lager en lager worden. Zij strekken zich nog eenige kilometers uit voorbij het volgende station Molla-Karry, en zijn geheel begroeid met saxaouls, die men in de verte voor kleine boomen zou kunnen houden: te oordeelen naar hun buitengewoon langzamen groei moeten zij minstens honderd jaar oud zijn. De avond nadert, en de toppen van den Grooten-Balkan, die de golf van Krasnowodsk ten noorden omzoomen, schitteren in wondere kleurenpracht, beschenen door de ondergaande zon. De zandwoestijn reikt tot aan hun voet. Op eenige kilometers afstands van Molla-Karry verrijst de hoogste top van deze berggroep, die eene hoogte bereikt van ruim duizend meter. Terwijl de trein hier een kwartier stil houdt, neem ik even een kijkje van een kleinen vijver met roodachtig zout water gevuld, waarop een mensch, ook tegen zijn wil, blijft drijven.
Toch bevinden wij ons hier op zestig meters boven het peil van de Kaspische-zee. Maar wie weet, wat er onder den grond schuilt. Eene boring ter diepte van honderd meters, ten behoeve van een artesischen put, levert niets op dan brak water. Wat drinken de bewoners dan wel?--Links van het station zien wij een turkmeensch kamp, bestaande uit twintig tot dertig ronde tenten van donker vilt. Dat zijn de eerste bewoners, die wij sedert ons vertrek van de kust hebben ontmoet: in de zand woestijn kan niemand leven. En ook deze lieden zijn nomaden; twee- of driemaal in het jaar breken zij hun kamp op, met hunne gezinnen, hunne honden en hunne kudden van schapen en kameelen. Zij verwijderen zich evenwel niet ver van de Kaspische-zee; zij gaan tot aan de perzische grenzen in de richting van Astrabad, maar staan in hoegenaamd geene betrekking met de Turkmenen, die de oasis van Akhal-Tekk�� bewonen. Hun aantal is niet met juistheid op te geven: men schat het op omstreeks vijftigduizend. De Russen bemoeien zich weinig met deze nomaden en laten hen naar welgevallen rondzwerven.
De bel klinkt voor de derde maal en wij vertrekken. Eenige minuten later verdwijnt het zand om plaats te maken voor alluvium. Geen duinen meer, niet de minste verheffing van terrein: eene kale, eentonige vlakte strekt zich voor ons uit, zoo ver de blik reiken kan, doodsch en ledig, slechts hier en daar geschakeerd door witte
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.