vestingmuur gelijk, en in de schaduw van een ouden ceder. De bodem bestaat bijna geheel uit lossen zandsteen; tusschen die roodachtige en gele steenen ontspruiten een aantal bloemen, benevens dwergachtige boomen en cactussen, die somwijlen eene hoogte van meer dan vier meter bereiken. Steile, uitgetande rotsmuren, die zich uitstrekken zoo ver de blik reiken kan, begrenzen den horizon.--Na een weinig gerust te hebben, wandelen en klauteren wij over deze steenen verder. Eensklaps verandert het tooneel: wij staan aan den rand van de duizelingwekkende afgronden van Toroweap, reusachtige kloven, van zes- tot achthonderd meter diep, waarvan de wanden, hetzij loodrecht, hetzij amphitheatersgewijze, afdalen naar de bedding waarin de Colorado stroomt.
Aan den zoom van het hooge plateau staande, laat ik vol verbazing mijne blikken dwalen langs die rotsen, die in breede golvingen en zonderling gevormde krommingen, boven de afgronden schijnen te zweven. De geoloog kan hier zonder eenige inspanning de verschillende lagen nagaan, waaruit de wanden dezer kloven bestaan; maar de verbeelding waagt het zelfs niet, de reeks van eeuwen te berekenen, die noodig zijn geweest voor de vorming van dit wondervol landschap.
De Colorado, aldus genoemd naar het roodachtige slib dat hij medevoert, stroomt midden door deze streek, die eene oppervlakte heeft van omstreeks zestienduizend vierkante mijlen. De valleien, die de rivier zich in haar loop gevormd heeft, dragen den naam van Marble-Ca?ons en van Groote Ca?on. Het noordelijk gedeelte van deze landstreek, het eenige dat tot dusver goed bekend is, splitst zich in zes districten, naar gelang van de geologische gesteldheid van het terrein. Tot de meest kenmerkende eigenaardigheden behooren, op de hooge plateaux, die rijen van loodrechte wanden of muren, voor elkander geplaatst en verdiepingsgewijze stijgende. Tusschen die muren bevinden zich dikwijls schuine hellingen, waar men de verschillende geologische lagen zeer duidelijk, als in relief, aan de oppervlakte kan onderscheiden. De aanblik van het geheel is onbeschrijfelijk grootsch en indrukwekkend, vooral door de zuiverheid en scherpte der lijnen en omtrekken. Men zou bijna meenen een reusachtig bouwgewrocht voor zich te zien; deze bergen en rotsen wijken ten eenemale af van de berglandschappen en rotspartijen, waaraan wij elders gewoon zijn.
Wij konden op dit plateau van Toroweap niet lang vertoeven, want wij begonnen gebrek aan water te krijgen. Nathan en zijn zoon hadden een weinig sneeuwwater ontdekt in eene rotsspleet, maar dit water was alleen bruikbaar voor onze paarden.
Wij keeren langs denzelfden weg naar Kanab terug en maken de noodige toebereidselen voor een uitstapje naar het plateau van Kaibab. Bij onze aankomst in het dorp vernemen wij dat de Indianen, die dikwijls in den omtrek kampeeren en onder wie ik een gids hoopte te vinden, sedert een paar dagen vertrokken waren om in de bosschen van Kaibab ter hertenjacht te gaan; men verzekerde mij, dat zij eerst na verloop van eene maand zouden terugkeeren. Ik kon zoo lang niet wachten en begon te vreezen, dat ik mijn reis niet zou kunnen voortzetten. Nathan is wel met het land bekend, maar hij durft de verantwoordelijkheid niet op zich nemen, om mij alleen naar deze wildernissen te geleiden; hij verzekerde mij dat wij het niet zonder een Indiaan konden doen. "Zij alleen," zeide hij, "weten in de oerwouden den weg te vinden".
De Mormonen raden mij, zonder verwijl naar het kamp der Indianen te gaan; zeer vermoedelijk waren zij gelegerd bij eene bron, ruim eene dagreis van Kanab verwijderd. Als wij eenmaal daar waren, zou Nathan, die de taal der Indianen eenigszins verstaat, wel een geschikten gids weten te kiezen. Ik haast mij, aan dien raad gevolg te geven, en wij gaan aanstonds op weg.
Nog dienzelfden avond, tegen zonsondergang, komen wij te Mangura-Spring, waar ik inderdaad het kamp vind, waarvan de Mormonen te Kanab mij gesproken hebben, en dat uit acht �� negen tenten, op eene open plek in het bosch, bestaat. Een twintigtal Indianen houden daar verblijf met hunne vrouwen en eenige kinderen; zij hebben het zonnigste plekje uitgekozen. Hunne tenten zijn gemaakt van takken, die zij van de omringende hoornen hebben gekapt, in den grond gestoken en saamgebonden. Over die takken is een lap van grove stof of eene dierenhuid gespannen.
Wij besluiten nevens hen te kampeeren, ten einde ook van de bron gebruik te kunnen maken. Onze paarden zijn dadelijk na onze aankomst maatjes geworden met de paarden der Indianen en verdwijnen met hen in het kreupelhout.
Naast ons, onder de pijnboomen, staan twee hutten van Amerikanen; zij houden eenige runderen en leven, even als de Indianen, met hunne vrouwen en kinderen in het woud: slechts zijn zij wat beter ge?nstalleerd.
Na afloop van ons avondmaal komen de Indianen mij bezoeken en zich bij mijn vuur warmen. Ik geef hun van het brood, door Nathan gebakken, en een weinigje koffie. Twee bijna geheel naakte kinderen sluipen naar mij toe en zien mij met schuwe, vreesachtige blikken aan. Ik doe wat suiker in mijne hand en
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.