Prometheus ontboeid | Page 7

Percy Bysshe Shelley
morgenglans;
Aan
Waarheid wijdde het zijn staat
En Vrijheid leidt het voort, haar
maat;--
Een legioen aaneengesloten broeders,
Die Liefde kindren
noemt--
*HALFKOOR II.*
Van andre moeders
Zijn ze, zie hoe verwanten magen moorden!

Het is de wijnoogst-tijd voor Zonde en Dood.
Bloed schuimt als
nieuwe wijn zoo rood.
Straks wordt, wanneer haar Wanhoop smoorde,

Die worstelende wereld prooi van slaven en despoot.
_(Al de Furiën verdwijnen, op een na.)_
*IONE.*
Hoor zuster! wat een diep maar wreed gekreun,
Gansch niet
teruggehouden, 't hart verscheurt
Van de' eedlen Titan, gelijk stormen
't diep,
Wanneer de dieren hooren hoe de zee
Huilt in de holen
onder 't binnenland!
Durft gij te zien hoe hem de duivels martlen?
*PANTHEA.*

Helaas! Ik keek tweemaal, doch doe 't niet meer.
*IONE.*
Wat zaagt ge?
*PANTHEA.*
Een smartlijk schouwspel: een geduldig
Starende jonkman aan een
kruis genageld.
*IONE.*
Wat meer?
*PANTHEA.*
De hemel in het rond, en de aard
Omlaag, was dicht bevolkt met
vormen van
Menschlijken dood, alle verschriklijk, en
Gewrocht
door menschehand; en enkle schenen
Het werk van menscheharten,
moordend traag
Door frons en glimlach. Andere gezichten,
Te
schandlijk om te noemen en te leven,
Dreven voorbij. Laat ons niet
ergre vrees
Verzoeken door te zien: voldoende smart
Is dat gekreun.
*FURIE.*
Zie een symbool: dat zij
Die voor den mensch diep onrecht lijden,
hoon
En keetnen, enkel duizendvoudge foltring
Wentelen op
zichzelf en ook op hem.
*PROMETHEUS.*
Verzacht den doodsnood van dat stralend staren;
Sluit nu die lippen
bleek, doe 't doorn-doorwonde
Voorhoofd van bloed niet stroomen:
met uw tranen
Vloeit het ineen! Stil, stil 't gefolterd oog
In vrede en
dood,--dat niet uw kranke weeën
Schudden dat kruis,--dat niet die
vingren bleek
Met uw geronnen bloed meer spelen! O,
Afgrijslijke!

Uwen naam wil ik niet spreken:
Hij is een vloek geworden! 'k Zie, ik
zie
De wijzen, zachten, eedlen en rechtvaardgen,--
Uw slaven haten
hen, die zijn als gij--
Enklen verdreven uit huns harten huis,
Een
vroeg-gekozen, laat-bejammerd huis,
Door vuile leugens: panters die
geblinddoekt
Een opgejaagde hinde dicht vervolgen;
Enklen in
giftige kelders saamgeketend
Met lijken; enklen--hoor 'k de menigt
daar
Niet lachen luid?--omsloten door traag vuur;
En machtge
rijken drijven aan mijn voet,
Gelijk eilanden door de zee ontworteld,

Wier zonen zijn gekneed in één plas bloed,
Bij rooden brandgloed
van hun eigen huizen.
*FURIE.*
Bloed kunt gij zien, en vuur, en kreuning hooren,--
Ergere dingen
resten, ongehoord
En ongezien.
*PROMETHEUS.*
Ergere?
*FURIE.*
In 't menschehart
Wordt prooi, dien het verslond, steeds overleefd

Door schrik. De edelsten vreezen dat wat hún
Te laag schijnt om te
denken waarheid zij;
Gewoonte, huichlarij maken hun geest

Tempels van meengen thans versleten godsdienst.
Zij durven voor
den toestand van den mensch
Geen heil beramen, en zij weten niet

Dat zij 't niet durven. Zij die goed zijn hebben
Geen macht, en
kunnen enkel vruchtloos weenen;
De machtgen missen goedheid--dat
gebrek
Is erger; wijzen missen liefde; en wie
De liefde hebben
missen wijsheid; zoo
Is al 't uitmuntendste verkeerd in kwaad.

Velen zijn sterk en rijk, wilden wel goed zijn,
En leven toch onder
hun medemenschen
Die lijden, of er niemand iets gevoelde:
Zij
weten zelf niet wat zij doen.

*PROMETHEUS.*
Uw woorden
Zijn als een wolk gevlerkte slangen; toch
Bemedelij ik
wie zij niet doen lijden.
*FURIE.*
Bemedelijdt ge? Ik spreek niet meer!
_(verdwijnt)_
*PROMETHEUS.*
Wee mij!
Wee mij! helaas! pijn, pijn, eeuwig, voor eeuwig!
Ik sluit
mijn traanlooze oogen,--o verfijnde
Tyran! uw werken zie ik klaarder
in
Mijn leed-verlichten geest. In 't graf is vreê:
Het graf verbergt al
schoone en goede dingen.
Ik ben een God, en kan haar dáár niet
vinden--,
Noch zou 'k haar zoeken: want, schoon wreede wraak,
Dit
is verslagen zijn, niet zegepralen,
O felle Koning! De gezichten waar

Gij mij mee foltert, sterken mijn gemoed
Met meer volharding, tot
het uur verschijnt
Dat zij geen beeld meer zijn van wat bestaat.
*PANTHEA.*
Helaas! wat zaagt gij?
*PROMETHEUS.*
Er is tweeërlei
Ellende: zien, en spreken:--spaar me er een.
Namen,
die 't heilig wachtwoord der Natuur zijn,
Droeg men omhoog in
blinkende blazoenen;
De volken wemelden in 't rond en riepen

Eenstemmig luid: "Waarheid, Vrijheid en Liefde!"
Plotseling viel er
van den hemel wilde
Verwarring: er was strijd, bedrog en vrees:

Tyrannen stoven aan, deelden de buit.
Dit was de schaduw van de
waarheid die
'k Aanschouwde.

*DE AARDE.*
'k Voelde uw foltring, zoon, met zoo
Gemengde vreugd als pijn en
deugd kan geven.
Nu, om uw toestand te verheldren, vraag ik
Die
fijne en schoone geesten op te stijgen,
Wier woonstede in de donkere
gewelven
Der menschgepeinzen is en die, als vooglen
Den wind
bezeilen, thuis in dier gedachten
Wereld-omcirkelenden ether zijn.

Zij zien achter dat schemerig gebied,
Als in een spiegel dat wat
komen zal:
O dat zij spreken om u troost te schenken!
*PANTHEA.*
Zie zuster, waar zich zaamlen geestenscharen,
Als wolkenkudden in
der Lente klaren
Hemel, verruklijk blauw!
*IONE.*
En zie! meer komen,
Als bronnedampen 't dal uit opwaarts stoomen,

Wen winden zwijgen, in verspreide lijnen.
En hoor! is het de
ruisching van de pijnen?
Is 't van het meer? Is het de waterval?
*PANTHEA.*
't Is iets veel droever, zoeter dan dat al.
*KOOR VAN GEESTEN.*
Wij zijn 't die van de oudste tijden
Teer beschermen en geleiden
't
Menschdom dat de Goôn doen lijden.
We aadmen--nooit kon het ons
krenken--
De atmosfeer van 't menschlijk denken,
Zij ze ook donker,
nat en grauw
Als een dag door storm gebluscht,
Nog doorvloeid
van glanzen flauw,
Zij ze stralend als wat rust
Tusschen
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 29
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.