Jean
Bologne van Douai--vervaardigd, ter vervanging van de vroegere
deuren, het werk van Bonanno van Pisa, die in 1596 door brand werden
vernield. Deze kolossale arbeid (de middelste deur is bijna zeven ellen
hoog en omstreeks drie-en-een-halve el breed) werd in weinige jaren
voltooid, dank zij de hulp van talrijke medewerkers, waaronder wel met
name mogen genoemd worden: Pierre Francheville, Pietro Tacca en
Antonio Susini, drie van de meest geliefde leerlingen van Jean Bologne;
voorts Fra Domenico Portigiani, de bekwame gieter, die reeds
herhaaldelijk onder leiding van den meester gewerkt had; Angelo
Serrano en zijn neef Zanobi Orazio Mocchi, Giovanni Bandini van
Castello en Gregorio Pagani. De deuren kostten
achtduizend-zeshonderd-een scudi, dat is, naar de waarde van dien tijd
berekend, omstreeks twintigduizend gulden, Zoo rusteloos ijverig
werkte de oude fransche meester, dat de drie deuren reeds in 1603 hare
plaats konden innemen. De deuren van Ghiberti hadden acht- of
tienmaal meer tijd gevorderd: daar is dan ook een zeer merkbaar
verschil van uitvoering tusschen de beide werken.
De drie deuren zijn in twintig vakken verdeeld, waarop het leven van
de Madonna en dat van den Heiland in tafreelen is voorgesteld. Het is
niet moeilijk te raden, welk voorbeeld den kunstenaar voor den geest
heeft gestaan of hem is aangewezen: geen ander namelijk dan diezelfde
deuren van de doopkapel te Florence, waarop ik zoo even doelde. Maar
wat heeft, in de sedert verloopen honderd jaren, het verval der kunst
snelle vorderingen gemaakt! Het was wel eene groote
onvoorzichtigheid van Jean Bologne, om zoowel door de geheele
ordonnantie als door de details van zijn werk, telkens de herinnering op
te roepen aan de meesterlijke schepping van Ghiberti. Laat ons, bij
voorbeeld, de omlijsting der vakken eens bezien. Hier is de navolging
onloochenbaar: wij zien er olijf- en eikenbladeren, druiventrossen,
bonen, rozen, tomaten, slakken, een uil, een eekhorentje, padden, twee
hagedissen waarvan de eene de andere bijt, twee doggen die elkander
aanblaffen, een rhinoceros, een hert, voorts vazen, waaruit rozen
opschieten: juist als gevoelde de eeuw van Jean Bologne voor de natuur
nog dezelfde vurige en eerbiedige liefde en vereering als de groote
kunstenaars der veertiende eeuw. Maar die bloemen, die vruchten, die
dieren zijn wel met groote vaardigheid, met zekere chic gemaakt, doch
niet ernstig en met oprechte toewijding bestudeerd; zij zijn als in den
blinde saamgebracht, zonder acht te geven op rythmische wetten,
zonder smaak en overleg. Gij kunt de handigheid van den kunstenaar
bewonderen, maar verder maken deze vluchtige improvisatiën geen
indruk.
Beschouwen wij de tafreelen zelven, dan doen zich de leemten in de
opvoeding van Jean Bologne in volle kracht gevoelen. De machtige
kunstenaar ontplooit eerst dan al zijn talent als hij standbeelden en vrije
groepen mag scheppen; voor het bas-relief ontbreekt het hem aan de
kalmte, de soberheid, de evenmaat, toch zoo noodzakelijk bij een
kunstwerk, dat altijd eene min of meer ondergeschikte plaats moet
innemen in een architektonisch geheel. Ge vindt bij hem geen spoor
van die harmonische afwisseling tusschen ronding en holte, die een wet
was voor de beeldhouwers der oudheid en der eerste Renaissance; nu
eens zijn zijne figuren als tegen den achtertergrond vastgeplakt; dan
weer, slechts door een bronzen kram of band met den achtergrond
verbonden, hebben zij de volle ronding van vrije beeldwerken.--Dit
neemt niet weg, dat de kompositiën van de middelste deur, de eenige
die inderdaad Jean Bologne waardig is--de twee anderen zijn van veel
minder beteekenis en blijkbaar het werk van leerlingen;--getuigen van
groote bekwaamheid en zelfs van gevoel en bezieling; sommige
tafreelen munten uit door stoutheid van vinding, onberispelijke
zuiverheid van teekening en dramatische kracht.
Eene andere bronzen deur van hooge oudheid, zij het dan ook niet van
hooge kunstwaarde, versiert den arm van het transept aan de zijde van
den scheeven toren. Volgens het gevoelen van verschillende
archeologen, zou zij het werk zijn van "Bonannus civis Pisanus", die in
1136 de geheel met deze overeenkomende deur van den dom van
Monreale vervaardigde, en die ook de maker was van de in 1596
vernielde deuren in den voorgevel van de kathedraal te Pisa. Dit werk
draagt nog volkomen den stempel der barbaarschheid, zonder eenig
begrip van ordonnantie, zonder eenige kennis van vorm of uitdrukking.
Zoozeer ontbreekt alle besef van proportie, dat de gebouwen soms
kleiner zijn dan de personen; daarentegen zijn in het tafreel van den
Intocht in Jeruzalem, met het opschrift Dies palmarum, de menschen
kleiner dan de bladeren van den boom, waarin zij zitten.--Een
landgenoot van Bonannus, Andrea da Pisa, zal in de veertiende eeuw,
met de bronzen deuren van de doopkapel te Florence het bewijs leveren,
hoe men met even eenvoudige hulpmiddelen en nog meer soberheid, de
zuiverste en treffendste werken kan scheppen. Dit was inderdaad voor
de school van Pisa de schitterendste weerwraak.
Treden wij thans den dom binnen. De eerste indruk is die van
grenzenlooze, overweldigende bewondering;
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.