Perzië, Chaldea en Susiane | Page 8

Jane Dieulafoy
kamers
ontvangen allen haar licht van de binnenplaats. Sommige aanzienlijke
huizen hebben echter aan de rivierzijde een groot vierkant venster, van
houten traliewerk voorzien, waardoor de vrouwen naar buiten kunnen
kijken, zonder zelven gezien te worden.
Volgens de armenische traditie zouden de velden van Marande met die
van Erivan op de onderscheiding aanspraak mogen maken, van het
eerst na den zondvloed weder bewoond te zijn geworden. De traditie
verhaalt zelfs, dat de aartsvader Noach, toen hij eindelijk, oud en des
levens zat, den adem uitblies, te Marande werd begraven.
De karavanserai binnentredende, loop ik bijna een ouden bedelaar
tegen het lijf: zijn van groeven en rimpels doorploegd gelaat en zijn
sneeuwwitte baard getuigen, dat hij lange jaren op deze aarde heeft
rondgewandeld. Zijne kleeding is bij uitstek schilderachtig; op het
hoofd draagt hij een hoogen papash in den vorm van een suikerbrood;
in betere dagen was hij gehuld in twee koledjas (eene soort van lange
jassen of kaftans), de eene blauw, de andere rood. Maar tegenwoordig
is het bovenkleed zoo gescheurd en het andere zoo versleten en
uitgerafeld, dat de roode lappen heenkijken door de gaten in het blauwe
kleed, en beiden een geheel vormen, waarvan het op het eerste gezicht
niet gemakkelijk is de ware kleur te onderkennen. Maar hoe goed
kleeden hem die pittoreske lompen, en hoe uitmuntend past die
veelvervige rok bij het door ouderdom bijna eerwaardige voorkomen
van dien grijzen bandiet!
Onze tegenwoordige herberg is van vrij wat beter gehalte dan die,
waarin wij den vorigen nacht hebben doorgebracht. De binnenplaats is
zeer ruim, en wij zijn gehuisvest in eene kamer met wit gepleisterde
muren, voorzien van vensters, die met geolied papier zijn beplakt; een
kleine schoorsteen, waarbij wij ons warmen kunnen, behoort niet tot de
minste geriefelijkheden van dit vertrek. In den hoek bevindt zich eene
deur, die naar eene smalle trap geleidt; ik bestijg die en kom op het
platte dak, van waar ik gemakkelijk in de naburige woningen een kijkje
kan nemen.--Te midden van eene binnenplaats staan eenige vrouwen
met den heer des huizes te praten; niet vermoedende dat zij bespied

worden, laten zij haar gelaat onbedekt; eene dienstbode, op den grond
neergeknield, kneedt van koemest, gehakt stroo en aarde het leem,
waarmede de breuken en scheuren in de muren worden hersteld.
De bazar, die van allerlei waren goed voorzien is, bevindt zich in de
onmiddellijke nabijheid van onze karavanserai. De levensmiddelen zijn
er zoo goedkoop, dat onze tsjarvadars aan de verzoeking om een feestje
aan te leggen, geen weerstand kunnen bieden. Een hunner, de redenaar
van den troep, vraagt of hij ons een verzoek mag doen; dit toegestaan
zijnde, verlangt hij uit naam van allen, twee tomans (eene perzische
munt), om daarvoor een schaap en rijst te koopen, ten einde zich tot
Tauris te kunnen voeden. De goede raadgevingen van den heer
Ovnatamof komen mij te binnen; ik begin dan ook met te weigeren, en
vraag vervolgens aan den spreker, waar het geld gebleven was, dat zij
te Djoelfa ontvangen hadden.
"Dat moesten wij immers aan onze vrouwen en kinderen laten?" hervat
de brave man.
Dit antwoord treft mij, en ik haal mijn echtgenoot over om de twee
tomans uit te betalen, noodig voor den aankoop van het schaap.
10 April.--Wij hadden al spoedig berouw over onze goedhartigheid:
heden morgen zijn al onze tsjarvadars stomdronken!--Halverwege
onzen tocht maken wij een halt van ettelijke uren bij de ruïnen van een
der negenhonderd-negen-en-negentig karavanseraïs, waarvan de
stichting aan Shâh-Abbas wordt toegeschreven. Het gebouw is vierkant;
hare uit fraaien rooden steen opgetrokken, van sterke torens voorziene
muren maakten de karavanserai tot eene vesting, die bij vijandelijke
invallen en strooptochten eene veilige schuilplaats bood. De half in
puin gevallen poort prijkt met een fraai mozaïek van blauwe tegels en
rooskleurige baksteenen. Ook deze karavanserai is gedurende langen
tijd een waar rooversnest geweest, evenals zoovele anderen; onze
tsjarvadars aarzelden en beefden als een riet, toen wij het bevel gaven,
met de karavaan hier stil te houden, ten einde eene afbeelding van de
karavanserai te maken.
Toen wij weder op weg waren, kwam een der gidsen naar mij toe en
zeide op vertrouwelijken toon:
"Eene maand geleden zouden wij op deze vervloekte plek zijn
uitgeplunderd geworden. Tegenwoordig zijn er minder roovers, omdat
de prins, gouverneur dezer provincie, den prefect van policie te Tauris

veertig slagen op de voetzolen heeft doen toedienen.
--Maar welke betrekking kan er dan bestaan tusschen het hoofd der
policie en de bandieten? vroeg ik hem. Ik kan toch niet onderstellen dat
een zoo hoog geplaatst ambtenaar, die voor de openbare veiligheid
moet zorgen, tevens rooverhoofdman zal zijn.
--Gij vergist u. Bandieten en magistraatspersonen leven, ten onzen
koste, in zeer goede onderlinge verstandhouding, antwoordde hij; maar
sedert zijne laatste tuchtiging doet de prefect van policie zijn best om
de rooverij tegen te gaan.
--Hoe kan hij dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 182
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.