1870; dan zijn zeer jonge vrouw, die altijd bloemen had en die evenveel van verzen hield als van bloemen, terwijl zij er zelve zeer mooie maakte; verder haar nicht mevrouw Michel C. Phérékyde en den man van deze laatste, oud-leerling van Louis-le-Grand; prins Emanuel Bibesco, den ontwerper van deze reis, die in Rusland en den Kaukasus de verantwoordelijkheid voor onze expeditie op zich nam; den heer Leonida, roemeensch sportsman, en mijn persoon.
Buitendien onze drie chauffeurs, Keiler, een Zwitser, Eugène, een Franschman, die niet van de zee hield, en den melancholieken Giorgi, een Roemeen. Zij hadden nog wel eens reden, zich te verbazen dat wij op deze wijze voor ons pleizier reisden.
Laat ons vooral ook niet vergeten de drie wakkere automobielen, die ons vervoerden, een Mercedes van 40 paardenkrachten, een open wagen met kap; dan een Mercedes van twintig paardenkrachten, en een Fiat van zestien, alle van hetzelfde jaar en denzelfden aard.
Gedurende twee dagen en twee nachten rolde ik in expresstreinen naar het oosten; ik reed over München, Weenen en Boedapesth, maar den elfden April ging het dan werkelijk naar Perzi?, en wij waren tegen negen uur in den morgen bijeen in het h?tel op den boulevard te Boekarest. We zagen er schilderachtig uit in onze stofmantels, regenmantels, bont, verschillende petten, gevoerde handschoenen, laarzen, slobkousen, putties en wat niet al, dat toonde, hoe wij niet maar voor een paar dagen op reis gingen. Bloedverwanten en vrienden waren bij het vertrek aanwezig.
Buiten stonden automobielen te puffen in de koude lucht. Ze behoorden aan leden van de Automobielclub van Roemeni?, die ons zouden geleiden naar Giurgevo aan de Donau, waar we aan boord van een oostenrijksche stoomboot zouden gaan, want deze autoreis begint met de boot.
We zouden onze machines in Galatz weervinden, om door Bessarabi? te rijden.
De lucht was helder en de barometer stond goed. We moesten den volgenden en daarop volgenden dag mooi weer hebben, want de bessarabische wegen zijn niet veel meer dan voetpaden door weeke aarde.
Omhelzingen, handdrukken, eerste genietingen van photografietoestellen, en we zeiden Boekarest vaarwel. Er liggen zestig kilometer tusschen die stad en Giurgevo, kilometers van een goeden roemeenschen weg, wat gelijk staat met een middelmatigen franschen. Het land was vlak met een paar reeksen niet zeer hooge heuvels. Ik zocht de Donau aan den horizon, maar vond ze niet. Te Giurgevo hadden we een zeer vroolijk ontbijt. De musici uit de plaats kwamen uit hun schoen- en kleermakerswerkplaatsen, trokken hun beste jas aan en maakten muziek voor ons; daarna dansten we in de groote societeitszaal. Zullen we ook te Teheran dansen?
Laat ons nu naar de Donau gaan, die een paar kilometer van de stad is verwijderd. Daar is het gele water, en aan den overkant in de verte de bulgaarsche oever. Bij de aanlegplaats der booten vonden we onze bagage, die met den trein was gekomen. Ieder van ons zocht alles na, om te zien of alle doozen en koffers en valiezen en shawls waren meegekomen.
Ik bewonder die reizigers, die, als ze naar verre landen en onbekende streken gaan, het nooit over hun bagage hebben. Het schijnt wel, of zij geen lichamen van vleesch en bloed hebben, en of ze ongevoelig zijn voor kou en regen, dorst en honger. Zulke reizigers zijn wij niet. Wij hebben schoon linnen noodig en nog allerlei andere dingen, en het meesleepen van al die benoodigdheden is een dagelijksche zorg van de reis. Elken dag moesten we valiezen in en uitpakken, dekens en shawls oprollen en ontvouwen, als men doodop is van moeheid. De lezer wordt verzocht medelijden met ons te hebben, maar bij onze manier van reizen is het onvermijdelijk.
Wij zijn met ons zevenen reizigers en drie chauffeurs. We hebben ieder recht op twee valiezen, ten onrechte handvaliezen genoemd. Alleen onze photografietoestellen vormden een heel bataljon. Ook waren er koffers, die op eigen gelegenheid treinen namen of booten of met de post reisden. Ze maakten een plezierreisje, en heel zelden ontmoetten wij ze op onzen tocht. We vonden ze soms op het onverwachtst en altijd met hetzelfde verbaasde genoegen.
Op het dek van de Donaustoomboot waren we zelf verwonderd, dat we nu heusch vertrokken waren. Het was een eentonig landschap, en de rivier was zoo breed, dat men bijvoorbeeld licht den oever van een eiland in de rivier voor den tegenoverliggenden oever der rivier kan aanzien. Den 12den April waren we te Bra?la, een groote roemeensche uitvoerhaven, leelijke en moderne stad, en toen volgde Galatz, waar wij ons moesten inschepen op een russische stoomboot, die naar Odessa ging. We vonden de auto's op de kade. Ze moesten nu aan boord worden gebracht en dat was geen gemakkelijk werk. Een platboomd vaartuig kwam langszij met de wagens; maar de stoomboot had geen kraan, sterk genoeg, om ze op te hijschen. Een losse brug leidde van de kade naar de schuit, en van daar legde
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.