Per auto door den Kaukasus naar Perzië | Page 8

Claude Anet
ons reisplan en nog
zoo ver van Teheran! Zullen we daar ooit komen?

Livadia, de zomerresidentie van den Czar, was onbewoond; wij zagen
het park en het eenvoudige woonhuis. Bloemen waren er veel, en veel
soldaten. Bij elke bocht van een laan stonden soldaten; op de
grasperken exerceerden ze en ze zaten op de treden der trappen. De
kleur der uniformen staat niet leelijk tusschen het groen, maar hier in
Livadia is er te druk gebruik van gemaakt.
Op 21 April gingen we aan boord van de Grand Duc Boris, die van
Sebastopol kwam en ons over de Zwarte Zee zou voeren. In de hutten
vonden we al onze bagage, en bij helderen maneschijn zeiden we
vaarwel aan Yalta met de witte terrassen en de slapende villa's. De boot
deed Novorossisk aan en Soekhoem en kwam den 24sten in de plaats
onzer bestemming, Batoem. Het is het best, maar niet stil te staan bij
die dagen op zee; de mensch is blijkbaar er niet voor bestemd, om als
een flesch, die omgespoeld moet worden, dagen lang te worden
geschud. Wat er van ons over was werd in Batoem naar het Hôtel
International gebracht.
De stad was in den kleinen staat van beleg. De poort van het hôtel was
op slot en de vensters waren gebarricadeerd. De koetsier schelde; een
soldaat deed de poort open, stemde er na wat onderhandelen in toe ons
op te nemen, en liet ons binnen.
De bedienden staakten; er waren geen levensmiddelen, en niemand
wou ze aan den heer des huizes leveren, die met den dood was gedreigd
door de revolutionnairen.
We kregen een somberen indruk van de leêge gangen, en in een salon
op de eerste verdieping dronken we bij een schrale verlichting een glas
thee, philosofeerend over wat ons mogelijk wachtte. Ziedaar onze
aankomst in den Kaukasus.
Den volgenden morgen scheen de zon.
Met Emanuel Bibesco ging ik uit; overal soldaten met de bajonet op het
geweer. Menschen met donkere en dreigende gezichten liepen rond,
van plundering teruggehouden door de aanwezigheid van al die
militaire macht. We zagen de meest verschillende typen, weinig Russen,

maar Armeniërs, Georgiërs, Turken, Joden, Tsjerkessen, Tartaren,
Lesghiërs, slenterend in de vuile straten aan de haven.
Gelukkig zijn wij nog maar enkele uren in Batoem en hebben er nog
geen vijanden, of men moest het ons kwalijk nemen, dat we logeeren in
een hôtel, dat door de revolutionnaire comité's op den index is geplaatst.
We hooren veel over die comité's in de twee dagen die we hier blijven;
er zijn er drie, naar het schijnt, een georgisch, een armenisch en een
russisch. Dat is wel veel voor een enkele stad, en de ter dood
veroordeelingen, die ze uitspreken, zijn geen ijdele bedreigingen.
Er staan in de straten populieren met heerlijk frisch groen. Wij reden
erlangs, toen we naar den gouverneur-generaal gingen, een man van
echt mongoolsch type. We kregen van hem slecht nieuws.
De eenige weg van Batoem naar Tiflis gaat over een hoogen pas bij
Akhaltsikh. Maar door het slechte weer, dat al een maand duurt, zijn de
sneeuwhoopen zoo hoog, dat alle gemeenschap met Tiflis langs den
weg verbroken is. Dus is het onmogelijk, ons plan uit te voeren en per
auto in de hoofdstad van den Kaukasus aan te komen. Een groote
teleurstelling.
Wij besloten een tocht te doen in het schoone Tsjorokdal, voor we per
trein naar Tiflis gingen of eigenlijk naar Koetaïs, want van daar willen
we toch nog beproeven over den Madisonpas Tiflis per motorwagen te
bereiken.
In twee auto's vertrokken we, maar niet alleen. De ordonnansofficier
van den gouverneur ging met ons mee. Hij was een Georgiër van
origine, had te Sint-Petersburg gestudeerd, en daar hij Fransch sprak en
het land kende, was hij ons een aangenaam reisgenoot. Wij kregen ook
een kozak, die op de trede van het rijtuig plaats nam.
Het was een krijgshaftige expeditie! Toch reden we door een liefelijk
dal met goede wegen; toen het enger werd en de bergen dichter naar de
rivier drongen, hingen de bloeiende rhododendrons boven ons hoofd en
vormden een troonhemel, en wilde azalea's bedekten de weiden, die op
de steile hellingen lagen.

Nu hebben we werk voor onzen Kozak, die eindelijk zijn sabel eens
kan gebruiken. We sturen hem in de azaleavelden en naar de
rhododendrons. Die sabel is heel geschikt, om bloemen mee te snijden.
Een geurigen oogst kregen we in de rijtuigen. Het leek wel, of we naar
een bloemencorso trokken.
De kozak ging weer zitten op de trede en wij zochten weer naar roovers,
die we niet vonden.
Maar gevaarlijk was het er niettemin. Dienzelfden avond in den trein
naar Koetaïs bleek het land tusschen Batoem en Koetaïs in opstand, en
alle voorzorgsmaatregelen waren genomen. Wij hoorden, dat aan het
station, toen de auto's ingeladen werden, de stakende werklieden, die de
machinisten fransch
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 36
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.