Per auto door den Kaukasus naar Perzië | Page 3

Claude Anet
was geen gemakkelijk werk. Een platboomd
vaartuig kwam langszij met de wagens; maar de stoomboot had geen
kraan, sterk genoeg, om ze op te hijschen. Een losse brug leidde van de
kade naar de schuit, en van daar legde men balken en planken naar het
dek van de stoomboot. Het was een helling van 40 ten honderd.
Georges Bibesco bracht den motor in beweging; de raderen draaiden.
Dertig arbeiders en russische matrozen tilden het zware ding op, en
eindelijk was de machine aan boord. De beide andere werden op
dezelfde manier opgeheschen. De inscheping duurde twee uren, en
daarbij klonken vrijwat vloeken, russische, roemeensche, turksche en
zelfs fransche. Onze ooren raken langzamerhand gewend aan het niet
en het da der Slaven. Emanuel Bibesco heeft er spijt van, dat hij zoo

gemakkelijk talen leert en van zijn onvoorzichtigheid, Russisch te
leeren, want reeds vallen wij hem lastig met allerlei vragen.
We hadden heel wat vertraging toen we van Galatz vertrokken, iets,
waarom de kapitein zich niet bekommert. Op de kade zonden vrouwen
uit het volk afscheidsgroeten toe aan een armen soldaat, die naar den
oorlog ging, naar het verre, vreemde Mandsjoerije. Een uur na het
vertrek waren we te Reni, russisch douanestation. Maar onze
aanbevelingen waren gericht aan de autoriteiten te Ismaïlia, waar wij
aan wal zouden gaan. Het duurde lang, voor het met de douane in Reni
in orde was. Ze zeiden, dat ze moesten wachten op den
Gouverneur-Generaal van Bessarabië. Bij voorbaat waren wij slecht te
spreken over de russische ambtenaren. De Gouverneur kwam met een
geleide van prachtige officieren. Hij stapte naar de auto's op het dek,
keek er naar en had een langdurig onderhoud met den kapitein. Reeds
zagen we ons den voortgang verhinderd en allerlei moeilijkheden met
de douane; maar toen de man weg was, hoorden we, dat hij bevel had
gegeven, om op alle manieren onze reis door zijn gouvernement te
vergemakkelijken.
Toen ging het verder de Donau af naar Ismaïlia; we kregen de eerste
kozakken te zien; een ruiter op een klein paardje reed langs de rivier
aan den linkerkant. Rechts ligt de roemeensche Dobroedsja, een vlakte,
begrensd door lage bergen. Links is Bessarabië met kudden schapen,
oude wilgen, zandige oevers, schaarsch gras, alles overgoten met een
rosse tint.
Wie heeft ooit kwaad gesproken van de russische douane en politie?
Laat men zoo iemand naar mij toe zenden. De douane en de politie
vlagden te onzer eer; er werd geen enkel van onze acht-en-twintig
valiezen en onze zes koffers geopend, en de chef van de politie bracht
zelf de wapens naar beneden, die wij invoerden, het verbod daarbij over
het hoofd ziende.
Een eigenhandige brief van den minister van binnenlandsche zaken
bezorgde ons die gemakkelijke entree in Rusland. Zonder veel moeite
werden de auto's van boord gebracht, en op de kade stond het vol
menschen. Arbeiders en handwerkslieden drongen op ons toe; heldere

boerenoogen keken ons aan uit gebruinde gezichten; maar de stank, die
uit de menigte opsteeg, was om iemand ziek te maken. Meer dan een
uur moesten we het uithouden, terwijl een deel der bagage naar Odessa
werd afgezonden en het andere op onze rijtuigen werd geladen.
De mensch is toch het vuilste dier der schepping. Hij is het vuilste van
al wat bestaat, want op de straatsteenen regent het nog nu en dan; maar
als het regent, kruipt de boer uit Bessarabië weg, en hij kent heelemaal
het gebruik van water niet.
Eindelijk zijn we onder weg. De marschorde is de volgende. Eerst de
groote Mercédes, dan de kleinere met Leonida en dan de Fiat met de
machinisten en de bagage. Zoo zijn wij zeker, dat als we wat krijgen,
de chauffeurs ons te hulp kunnen komen.
We rijden op russischen grond. Het is zwaar werk. De weg tusschen de
dunne boomen is vol steenen met hier en daar onverwachte kuilen. En
daar op tien kilometer afstands van Ismaïlia houdt plotseling de weg
geheel op. Mijn vrienden waren er niet zoo verbaasd over als ik, en ze
dreven zonder haperen hun rijtuigen in het veld, de gaten volgend vóór
ons, waar andere wagens hadden gereden. De grond was zacht, en we
kwamen niet gauw vooruit. In regen zou dit spoor onberijdbaar wezen.
Zoo ging het verder over de donkere aarde, waar de boeren aan het
werk waren met spannen ossen, tot de avond viel en het licht van onze
lantaarns groote vlekken wierp over het eenzame land. Daar zagen we
eindelijk een groepje huizen, het stadje Bolgrade, waar we onzen
eersten nacht op russisch grondgebied zouden doorbrengen. Alle
honden huilden ons tegen, toen wij bij de herberg stilhielden, en toen
we het binnenplein opreden, stonden eenige gorodovoïs of agenten van
politie bij den ingang van de poort, om anderen den toegang te beletten,
want wij werden verwacht.
De binnenplaats was ledig, en op
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 36
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.