Per auto door den Kaukasus naar Perzië | Page 2

Claude Anet

Bibesco, verdienstelijk sportsman en zoon van een Bibesco, die in
dubbele mate Franschman heeten mag door de twee oorlogen, waar hij
aan deel nam, dien van Mexico en dien van 1870; dan zijn zeer jonge
vrouw, die altijd bloemen had en die evenveel van verzen hield als van
bloemen, terwijl zij er zelve zeer mooie maakte; verder haar nicht
mevrouw Michel C. Phérékyde en den man van deze laatste,
oud-leerling van Louis-le-Grand; prins Emanuel Bibesco, den
ontwerper van deze reis, die in Rusland en den Kaukasus de
verantwoordelijkheid voor onze expeditie op zich nam; den heer
Leonida, roemeensch sportsman, en mijn persoon.
Buitendien onze drie chauffeurs, Keiler, een Zwitser, Eugène, een
Franschman, die niet van de zee hield, en den melancholieken Giorgi,
een Roemeen. Zij hadden nog wel eens reden, zich te verbazen dat wij
op deze wijze voor ons pleizier reisden.
Laat ons vooral ook niet vergeten de drie wakkere automobielen, die
ons vervoerden, een Mercedes van 40 paardenkrachten, een open
wagen met kap; dan een Mercedes van twintig paardenkrachten, en een
Fiat van zestien, alle van hetzelfde jaar en denzelfden aard.
Gedurende twee dagen en twee nachten rolde ik in expresstreinen naar
het oosten; ik reed over München, Weenen en Boedapesth, maar den
elfden April ging het dan werkelijk naar Perzië, en wij waren tegen
negen uur in den morgen bijeen in het hôtel op den boulevard te
Boekarest. We zagen er schilderachtig uit in onze stofmantels,
regenmantels, bont, verschillende petten, gevoerde handschoenen,

laarzen, slobkousen, putties en wat niet al, dat toonde, hoe wij niet
maar voor een paar dagen op reis gingen. Bloedverwanten en vrienden
waren bij het vertrek aanwezig.
Buiten stonden automobielen te puffen in de koude lucht. Ze behoorden
aan leden van de Automobielclub van Roemenië, die ons zouden
geleiden naar Giurgevo aan de Donau, waar we aan boord van een
oostenrijksche stoomboot zouden gaan, want deze autoreis begint met
de boot.
We zouden onze machines in Galatz weervinden, om door Bessarabië
te rijden.
De lucht was helder en de barometer stond goed. We moesten den
volgenden en daarop volgenden dag mooi weer hebben, want de
bessarabische wegen zijn niet veel meer dan voetpaden door weeke
aarde.
Omhelzingen, handdrukken, eerste genietingen van
photografietoestellen, en we zeiden Boekarest vaarwel. Er liggen zestig
kilometer tusschen die stad en Giurgevo, kilometers van een goeden
roemeenschen weg, wat gelijk staat met een middelmatigen franschen.
Het land was vlak met een paar reeksen niet zeer hooge heuvels. Ik
zocht de Donau aan den horizon, maar vond ze niet. Te Giurgevo
hadden we een zeer vroolijk ontbijt. De musici uit de plaats kwamen uit
hun schoen- en kleermakerswerkplaatsen, trokken hun beste jas aan en
maakten muziek voor ons; daarna dansten we in de groote
societeitszaal. Zullen we ook te Teheran dansen?
Laat ons nu naar de Donau gaan, die een paar kilometer van de stad is
verwijderd. Daar is het gele water, en aan den overkant in de verte de
bulgaarsche oever. Bij de aanlegplaats der booten vonden we onze
bagage, die met den trein was gekomen. Ieder van ons zocht alles na,
om te zien of alle doozen en koffers en valiezen en shawls waren
meegekomen.
Ik bewonder die reizigers, die, als ze naar verre landen en onbekende
streken gaan, het nooit over hun bagage hebben. Het schijnt wel, of zij

geen lichamen van vleesch en bloed hebben, en of ze ongevoelig zijn
voor kou en regen, dorst en honger. Zulke reizigers zijn wij niet. Wij
hebben schoon linnen noodig en nog allerlei andere dingen, en het
meesleepen van al die benoodigdheden is een dagelijksche zorg van de
reis. Elken dag moesten we valiezen in en uitpakken, dekens en shawls
oprollen en ontvouwen, als men doodop is van moeheid. De lezer
wordt verzocht medelijden met ons te hebben, maar bij onze manier
van reizen is het onvermijdelijk.
Wij zijn met ons zevenen reizigers en drie chauffeurs. We hebben ieder
recht op twee valiezen, ten onrechte handvaliezen genoemd. Alleen
onze photografietoestellen vormden een heel bataljon. Ook waren er
koffers, die op eigen gelegenheid treinen namen of booten of met de
post reisden. Ze maakten een plezierreisje, en heel zelden ontmoetten
wij ze op onzen tocht. We vonden ze soms op het onverwachtst en
altijd met hetzelfde verbaasde genoegen.
Op het dek van de Donaustoomboot waren we zelf verwonderd, dat we
nu heusch vertrokken waren. Het was een eentonig landschap, en de
rivier was zoo breed, dat men bijvoorbeeld licht den oever van een
eiland in de rivier voor den tegenoverliggenden oever der rivier kan
aanzien. Den 12den April waren we te Braïla, een groote roemeensche
uitvoerhaven, leelijke en moderne stad, en toen volgde Galatz, waar wij
ons moesten inschepen op een russische stoomboot, die naar Odessa
ging. We vonden de auto's op de kade. Ze moesten nu aan boord
worden gebracht en dat
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 36
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.