kinderen geweest, terwijl hij zich "sakit kras" voelde--en misschien ook niet, want een Javaan, zegt men, denkt zeer weinig, niet verder dan 't oogenblik. Ik wil voor Sariman hopen, dat hij een dier gelukkigen was!
De dokter constateerde den dood en uitte als zijn meening dat de Javaan ingeslapen en in den slaap door stilstand van het hart gestorven was. 't Lijk werd dadelijk in een zak genaaid, gezwaard met een aantal zware ijzeren roosterbaren en op de plank gelegd.
* * * * *
Eén glas aan de klok!--half negen.
Op 't voorschip is 't plechtig stil, de soldaten zitten in afwachting, hier en daar op den bak of tegen de verschansing. De Javanen, die op het schip in dienst zijn, naderen in hun witte baadjes met den hoofddoek om, de Mandoer gaat voorop. Midden op 't schip ligt het lijk van Sariman op de plank, overdekt met een vlag; de kommandant staat aan stuurboord bij de verschansing en wenkt.
De eerste officier in groot tenue, met witte handschoenen aan, geeft een teeken en de Javanen vatten de plank aan de touwen hengels op. Zij dragen hun gestorven makker langzaam het voorschip rond.
Voorop gaat de eerste officier met den dokter, dan volgen twee matrozen in 't wit, hun zondagspak, en daarna komt het lijk, twee matrozen sluiten den kleinen stoet.
Met korte doffe slagen luidt de scheepsklok. 't Is nu de doodsklok; men hoort dat onmiddellijk! Er klinkt een eigenaardig-droeve sombere toon uit die groote metalen bel, die anders zoo vroolijk klinkt.
Bom! Bam! Bom! Bam! in een langzaam en getrokken tempo galmen de slagen door de zuivere heldere lucht.
Ernstig kijken de militairen en matrozen naar den omgaanden stoet; de enkele passagiers, die zich haastig hebben aangekleed, staan van verre en de sergeants salueeren als 't lijk hen voorbij gaat.
Driemaal is de doode rondgedragen. Bom-bam! Bom-bam! luidt de klok, iets minder krachtig, terwijl de plank bij de verschansing wordt neergelegd.
De Javanen laten de touwen los en de vier matrozen, twee voor, twee achter, grijpen de plank aan.
--Stoppen! beveelt de kommandant.
De machine komt een oogenblik in rust. Zonderling stil is het eensklaps geworden, men hoort alleen 't zacht ruischen van de golven en 't langzame kleppen van de klok, die steeds zachter schijnt te klinken: Bom-bam!
--Mannen doet uwen plicht!--de kommandant neemt na die woorden zijn uniformpet af, en wacht een oogenblik, totdat hij ziet dat het lijk met de voeten over de verschansing ligt. Dan zegt hij duidelijk en langzaam, plechtig, met vaste stem, op ieder woord klem leggend:
--Eén--twee--drie--in Godsnaam!
Bom--bam!... Bom--Bam! doet nog zachter en weemoediger de klok--de plank wordt aan de achterzijde opgelicht, het lijk glijdt er af, plonst in de golven en is in 't zelfde oogenblik in de diepte verdwenen.
Bom--Bam! heel zacht sterft tegelijk met het wegzinken van het lijk de galm van de klok, die over een kwartier twee heldere slagen, de glazen van negen uur zal doen hooren.
Er is een ziel minder aan boord--de meesten hebben het niet gemerkt, want door de pret van den vorigen avond zijn bijna allen laat opgestaan.
Zóó is het leven!--Komen en gaan--onopgemerkt en stil of met groote staatsie en ophef. 't Is maar de vraag wie--wat men is!
III.
IN DE ROOKKAMER.
--Minta ajer djeroek! riep ik den tegen de kajuitskap leunenden Javaanschen jongen toe.
Kròmò hief slaperig het hoofd op, antwoordde half luid:--Saja toewan! en staakte de regelmatige beweging van zijn bijzonder ontwikkelde groote teenen, waarmee hij, als met vingers, de maat sloeg van het liedje, dat in de rookkamer op een accoord-cither werd gespeeld.
Een oogenblik later dronk ik het glas verfrisschend citroenwater waarom ik gevraagd had en vroeg:--Siapa bekin sitoe moesiek? (Wie maakt daar muziek)?
--Toewan dokter, di roemoh roko! en Kròmò, die voor een inlander bijzonder veel en lang gesproken had, keek weer onverschillig in zalig dolce far niente naar zijn bloote voeten, leunend tegen de witte kap, waarop de heete zonnestralen brandden.
De meeste passagiers, die de warmte in de Roode Zee ondragelijk vonden, deden, in hun hutten, een middagslaapje, of lagen puffend en duttend op hun lange stoelen onder de zonnetent.
't Was stil aan dek, want de lieve kindertjes, die anders door hun stoeien en gejoel er wel voor zorgden dat de rust der passagiers niet al te diep werd, waren beneden. De klanken van de accoord-cither bereikten ongehinderd mijn oor, zelfs het ruischen van het water en het gedreun der machine schenen mij minder luid en krachtig dan gewoonlijk.
Ik luisterde, evenals Kròmò, naar de zacht trillende tonen, die aan het instrument werden ontlokt.
Nieuwsgierig keek ik even in de rookkamer.
Kom binnen, meneer van Maurik, zei de dokter en wendde zijn, door de tropen gebruind, gelaat vriendelijk naar mij toe.
Ik wil u niet hinderen: u is zeker aan 't studeeren?
--Och ja! ik neem de gelegenheid waar; nu hinder ik niemand door mijn getjingel.
--Hoe bescheiden dokter! u speelt heel goed.
--'t mocht wat, ik probeer het, maar het is nog lang
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.