niet gemakkelijk om op zoo'n machine te spelen. 'k Heb het even voor mijn afreis in Holland gekocht en oefen me nu een beetje, volgens de methode, die er bij is.
't Klinkt al heel lief, dokter.
--Ja, dat is het woord, het geluid is nog al sympathiek, maar mijn spel is alles behalve artistiek, Betoel!
--Al doende leert men!
--'t Is in ieder geval muziek; ik weet niet in welk garnizoen, op welken buitenpost ze mij misschien stoppen zullen. Een pianino heb ik niet en ik ben een liefhebber van muziek, ja! Bij gebrek aan brood eet men de kruimels!
--Is 't moeielijk om op zoo'n cither te spelen?
--Volstrekt niet, met 'n beetje oplettendheid en wat maatgevoel breng je het een heel eind ver. Kijk maar! al de snaren en toetsen zijn genummerd en de muziek ook.
De dokter sloeg een paar bladen om van het muziekboekje, dat op 't lessenaartje lag en speelde à prima vista "Freude sch?ner G?tterfunken!"
--Zie je wel dat 't goed gaat, als je maar oplet, het klinkt, betoel, heel aardig!
Weer sloeg hij een blaadje of wat om, maar toen hij het daarop staande lied, "Leise, leise, frommer Weise," Agathens gebed uit der Freischütz, begon te spelen, trilden zijn vingers en zuchtte hij een paar maal. Hij hield eensklaps op en zei, met een min of meer vreemden blik mij aanziende:
--Ik kan dat ding nooit hooren zonder beroerd te worden, ik wist niet dat het in dit boekje stond. Ik heb het in lang niet gehoord. Vroeger was het een aria, die ik machtig graag hoorde, maar later ging het me altijd koud door de leden als iemand ze speelde. Zelfs nu nog word ik er zenuwachtig van.
--Hoe zoo dokter?
--Hij zag me een oogenblik aan.--'k Wil het toch uitspelen, zei hij zacht, maar zijn lippen beefden. Nog een paar maten van de liefelijk-melancholische melodie trilden uit de snaren, toen hield hij op:--Arme kerel! zei de dokter binnensmonds--'t is eeuwig zonde en jammer geweest!
Met nerveus bewogen vingers speelde hij tot het einde en toen, terwijl hij het boekje haastig dichtsloeg, als wilde hij die noten niet meer zien, vroeg hij:--vindt u me niet kinderachtig?--maar het was ook zoo'n trouwe kameraad, zoo'n beste jongen!
Zijn goedige bruine oogen werden vochtig en ik zag hoe zijn onderlip beefde, hij beet een paar maal op zijn knevel, voor hij vertelde:
--Dat eenvoudig stukje muziek brengt me altijd een treffende episode voor den geest, uit den tijd toen ik in Atjeh was. 't Waren moeielijke dagen, die we er doorbrachten, menig makker heb ik daar verloren, gedurig hadden we te lijden van de verraderlijke overvallen van de Atjehers. Je was geen oogenblik zeker, ze beschoten ons, waar en wanneer ze maar konden. Soms lieten ze ons weken achtereen met rust, maar je bleef natuurlijk altijd in spanning.
Ik ben wel dikwijls 's nachts plotseling uit mijn bed geblazen. 't Is een angstig gehoor zoo'n signaal. "Om den dokter!" het klinkt onheilspellend uit de verte, van de posten.
Destijds had ik een goed vriend, een tweede luitenant, jong en opgeruimd evenals ik. 't Was een kranig officier, een kerel als een boom en kern gezond. Hij had altijd schik in zijn leven, geestig en grappig was hij de ziel van onze gezellige bijeenkomsten. Als hij er maar bij was, kon je zeker zijn dat een fuif goed afliep. En een hartelijke jongen!--uitstedend, humaan, goed voor iedereen. 'k Herinner me nog dat ik eens van een rit langs de posten terugkwam in een hevige koorts--ik voelde dat ik wat onder de leden had. 'k Zag geen kans meer om mijn huis te bereiken--'k viel dus bij hem binnen. Kerel! riep ik, geef me gauw wat brandy-soda, 'k ga anders van m'n stokje. 'k Had nog juist de kracht om dat te zeggen. Hij heeft me verpleegd, totdat er andere hulp was; hij holde zelf naar de Soos om champagne en ijs.--Enfin! hij heeft alles voor me gedaan, alles beredderd, want ik werd zwaar ziek en de champagne--ik heb heel wat fleschjes gebruikt--kostte zijn lieve duiten, het tractement van 'n luitenant permitteert anders zoo'n luxe niet, ja?--Maar hij was van die kracht, weet je, dat hij zei:--'t moet er wezen en dan kwam het er!
In één woord: hij was een kerel met een hart als van goud, 'n beetje zieltje zonder zorg, die soms dacht dat een dubbeltje twintig centen had, maar overigens een officier, die hoog stond aangeschreven; een vent waar ze op aan konden. Hij had verbazend goed slag om met de soldaten om te springen, hij kreeg alles van ze gedaan, want hij behandelde ze als menschen, zie je? Ze vlogen voor hem en toch was hij streng, hard als 't noodig was. Van tijd tot tijd had hij, wat hij zelf noemde, "zwarte buien." Dan was hij somber en in zichzelf gekeerd, soms dagen lang. Meestal hield hij zich
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.