Op de jacht in Mozambique | Page 8

Guillaume Vasse
het oogenblik, toen het dier zich oprichtte, om een aanval te doen, en een vari?teit van een zeer kleine antilope, den blue-duiker van de Engelschen. Duikerbok is de hollandsche naam of wel de vierhoornige antilope, een klein en sierlijk beest. Daarbij voegde zich de oribi, Nanotragus scoparia, ook een niet groote antilope, die in de vlakten leeft en altijd in paren voorkomt. Het dier is grooter dan een geit, bijzonder vlug en kan verrassend hoog springen. Het vleesch van de oribi wordt, en terecht, zeer geroemd door de lekkerbekken van Centraal Afrika.
Tijdens de reis van den heer Vasse werd er in de portugeesche kolonie een bepaling uitgevaardigd, krachtens welke de jacht van 31 December tot 1 Mei gesloten was, zoodat onze jager tot werkeloosheid was gedoemd. Hij eerbiedigde het besluit, tot tijd en wijle het hem gelukte, een speciaal verlof te erlangen. Intusschen had hij den dag der sluiting nog gevierd met het neerleggen van een wild varken, een guib-antilope, twee duikerbokken en een blauwen aap.
In den tijd van afwachting, toen ook de regens vielen, zette de heer Vasse vallen voor de wilde dieren, wier sporen hij vond op veel paden in den omtrek. Drie ijzeren vallen had hij te zijner beschikking van duitsch model, hem geleend door den heer Puech; twee er van wogen ieder 20 kilogram en hadden dubbele veeren; de derde was kleiner en lichter.
Bij hun nachtelijke ronden volgen de wilde dieren meestal dezelfde sporen. In de buurt werd dan het een of ander aanlokkingsmiddel geplaatst, en in zulke gevallen maakte de jager een klein hutje, omringd door dikke doorntakken en liet een opening, voor de val, die daar werd gezet. Binnenin werd een stuk van een dood dier neergelegd of een geitje of een jong varkentje. Aan het uiteinde van de val was een ketting bevestigd van een meter, die geslagen was om een boompje van armsdikte of iets meer, waarvan de lage takken werden afgesneden tot op een twintigtal centimeters en scherp werden toegespitst. De ketting wordt nooit aan een vast punt gehecht, want het dier, dat dan een onoverwinlijken weerstand zou voelen, zou al gauw zijn poot afbijten. Maar nu trekt het roofdier, als het gevangen is, de val, het boompje en den ketting achter zich aan. Met ongeloofelijke inspanning kan het dan meestal zich nog een eind verwijderen, maar niet ver. Des morgens gaat de jager het spoor volgen, dat zeer duidelijk is, en als hij nadert, laat het roofdier een gebrul hooren en valt dan met woede aan. Dus moet het worden neergelegd met een kogel.
In zulke omstandigheden is de aanval van een roofdier niet levensgevaarlijk; het gaat met vallen en opstaan, als met rukjes, maar toch heeft het dier nog een zekere snelheid, waardoor men op zijn tellen moet passen. Ook bestaat het gevaar, dat de val niet vast genoeg heeft gegrepen, en in een uiterste poging het dier zich losrukt, waarna woede en pijn de heftigheid van den aanval zouden vergrooten. Het is voor de liefhebbers een boeiende jacht, die veel emotie wekt, als zoo'n luipaard of leeuw op zijn achterpooten naar u toekomt met hangende ooren, gestrekten staart, uitgestoken klauwen en een boozen blik, terwijl hij dreigend gromt.
De heer Vasse vermeesterde in dien tijd in de buurt van de concessie van den heer Puech twintig luipaarden, één leeuwin, vijf hyena's, twee civetkatten, drie groote apen, twee zwarte antilopen, drie stekelvarkens. Tijdens zijn afwezigheid schoot zijn vrouw twee luipaarden, één hyena en een stekelvarken.
Interessant was het geval van den 16den Mei 1905, toen een neger, die op de concessie in dienst was, uit het dorp terugkwam en den heer Vasse in den morgen waarschuwde en hem vertelde, dat een reusachtig dier hem, toen hij langs het pad ging, waar een val stond met lokaas, getracht had, zich op hem te werpen en dat het waarschijnlijk in de val gevangen zat. Hij kon niet zeggen, of het een leeuw of een luipaard was. In haast kleedde zich de jager aan en snelde er heen. Een geweldig gebrul deed zich hooren, en een groote luipaard sprong op hem toe, en deed de achter hem aansleepende voorwerpen, de val, het boompje en den ketting vervaarlijke sprongen doen. Hij was op vijftien meter afstands; maar de jager was niet gelukkig met zijn eerste schot; het deed het roofdier niet vallen, en nogmaals sprong het tot tweemaal toe, eer de jager hem het doodelijke projectiel toezond. Op zeven meter van den heer Vasse viel de luipaard dood neer. Een lange rilling voer het dier door de leden, de klauwen werden uitgestoken, toen langzaam ingetrokken, en het oog, dat wijd geopend was geweest in de heftigheid van den strijd, brak en werd glazig. Het was gedaan. Het was de grootste luipaard, dien de heer Vasse nog had geschoten; een dier van een lengte van 2.32 M.
Door
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.