Op de jacht in Mozambique | Page 9

Guillaume Vasse
twee negers liet de reiziger den gedooden luipaard naar huis dragen, en de zwartjes waren niet minder verheugd dan de gelukkige jager bij de gedachte aan de tractatie van alcohol, die op iedere gedenkwaardige jacht volgt. Terwijl men nog den triomf genoot van de vangst, herinnerde de heer Vasse zich een andere val, die nog niet was nagezien. Het zou een onverhoopt geluk wezen, als men er iets in vond, en daaraan dacht de heer Vasse zoo weinig, dat hij het kleine kalibergeweer van zijn vrouw meenam, om desnoods een paar patrijzen te kunnen schieten, als hij die toevallig mocht tegenkomen.
Een neger liep vooruit in de richting van de val. Hij was er veel dichterbij dan de jager, die den man tot op een twintigtal meters van de val zag naderen. Er werd geen geluid gehoord, en de heer Vasse schouderde zijn geweer. Maar daar plotseling weerklinkt een rauw en luid gebrul; de zwarte maakte rechtsomkeert en vluchtte, zoo hard hij loopen kon, terwijl een prachtige luipaard hem nazette. De te jonge katoenplant weerhield de val niet, die het dier met wonderlijk gemak achter zich aan sleepte; de neger verloor terrein, nog eenige sprongen, en het verscheurende dier zou hem grijpen. De heer Vasse wist, dat het schot, dat hij zou lossen, den luipaard niet tot staan zou brengen, maar door een onverwacht geluk raakte het boompje verward tusschen een hoop gras, die den luipaard in zijn vaart tegenhield en hem deed neerstorten. Daardoor kreeg de neger een voorsprong, en was gered. De jager bleef vóór het verscheurende dier staan, dat gromde, zich uitrekte en hem afwachtte. Toen riep de heer Vasse den zwarte toe, hem zijn karabijn te brengen, en met dat dadelijk toegereikte M?nnlichergeweer maakte de jager spoedig een einde aan het avontuur. Deze luipaard, die bijna even mooi was als de andere, was 2.25 M. lang. Geen wonder, dat de negers een dubbel rantsoen drank kregen. De neger, die meegegaan was, profiteerde er echter niet van, want hij moest te bed blijven door den invloed van den schrik, dien hij had gehad, en den volgenden dag had hij een hevige geelzucht, die hem drie weken ongeschikt voor zijn werk maakte.
In den nacht, die volgde, werd het kamp opgeschrikt door afschuwelijke kreten; een zwarte kwam aanloopen met de tijding, dat een luipaard de varkens in de kraal doodbeet. In haast ging ieder kijken; maar toen men bij den stal kwam, die op 1500 meter afstands van het huis van den heer Puech was gelegen, was de dief, verschrikt door het geroep der wakers, verdwenen. Het was duidelijk te zien, dat het roofdier op het dak was gesprongen en nadat hij dat had ingedrukt, zich naar binnen had laten vallen. Bij het binnen treden kon er worden geconstateerd, dat vier varkens gedood waren en verscheiden wonden hadden gekregen; de roover was ontvlucht na twee palen te hebben gebroken. Een weinig van zijn haar, achtergebleven in de bres, wees aan, waar hij langs was gegaan.
De heer Vasse wist niet precies, hoe laat het was, en of de dag spoedig zou aanbreken. Daar den geheelen nacht te waken op een plek, waar het wemelt van muskieten, was onmogelijk. Maar aan den anderen kant, kon het dier nadat men was weggegaan, terugkomen en den moord voltooien. Dus nam de heer Vasse zijn toevlucht tot een list. Hij haalde een lijk van een der varkens naar buiten en legde het tegenover de plaats, waar het roofdier uitgekomen was. Komt het terug, dan zal het dit slachtoffer vinden en ermee in een boschje gaan, om het te verslinden, des morgens kon de jager dan het spoor volgen. Als het niet gelukte, den roover te treffen, zou er een val worden neergezet bij de resten van het doode varken, om zoo de vangst te bewerkstelligen.
Aldus geschiedde. In den morgen zag men, dat het lokaas was verdwenen; de jager volgde het spoor van het over den grond gesleepte dier en kwam zoo in een groot rietbosch. Daar riep plotseling een der bij hem zijnde negers, die vooruitliep: "Bondolo (een leeuw)!" Vasse keek en kon zijn oogen nauwelijks gelooven. Ja, werkelijk, het was een leeuwin, die de kraal had aangevallen; daar was duidelijk de vorm van het dier op den vochtigen grond te onderscheiden.
In het bosch achtte de heer Vasse het gevaarlijk, het dier te volgen, want men kon niet schieten in geval van een aanval, en daarom ging hij naar de kraal terug. Hij liet toen dorentakken aan alle zijden en op het dak aanbrengen, en liet alleen een toegang open, die leidde naar den uitgang, waar de leeuwin doorheen was gegaan, en aan den anderen kant van de val, die bij den ingang stond, werd het lijk van een ander varken gelegd. Vasse was er zeker van, dat de leeuwin zou weerkomen, want varkensvleesch oefent
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 18
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.