Op de Faröer | Page 6

Anna Seé
De opbrengst van de huiden, de traan en het spek komt toe aan hen, die aan den strijd hebben deelgenomen.
De menschen nemen mandenvol van het slappe en pappige vleesch mee; ieder draagt er wat van, zelfs de kleine kinderen, die met een emmer of mandje komen aansleepen, terwijl ook de booten worden gevuld met het roode vleesch, dat de mannen in grooter en kleiner stukken snijden. Een wolk van raven en zeevogels vliegt boven dit tooneel in de lucht en daalt steeds lager, waarbij iedere vogel al krijschend een deel van den buit in het oog houdt. De booten gaan dan naar hun respectieve fjorden. Nu is het geen dolle jacht meer; integendeel ze gaan langzaam, zwaar beladen met den buit. Ook komt nu de reactie na de uren van opgewondenheid; de mannen roeien traag en voelen den last der vermoeidheid. Om elkander moed in te spreken, gaan ze weer zingen, maar het eentonige rhythme brengt geen opwekking.
Rust en stilte heerschen in den fjord, waar de strijd heeft plaats gehad. Het water is echter nog vele kilometers in het rond roodgekleurd, en het strand ziet zwart door al het vergoten bloed. De lucht is verduisterd door troepen schreeuwende vogels, die op den afval azen.
Soms worden, vooral te S?rvog, de dolfijnen naar het strand opgejaagd, en de moordpartij heeft plaats aan den wal en niet op zee. Het is eigenlijk een slachting, geen strijd, en voor de mannen is het minder gevaarlijk, want aan land is de dolfijn geheel onschadelijk en blijft zoo goed als weerloos onder de slagen en steken, die men hem toebrengt.
Minder luidruchtig en hartstochtelijk en ook minder schilderachtig is de jacht op walvisschen, die hier wordt uitgeoefend door de zeven kleine noorsche stoombooten, met een gezamenlijke bemanning van honderd-veertig man. Zij komen in het voorjaar, brengen den zomer op de Far?er door, en keeren naar Scandinavi? terug tegen den herfst, als de dagen te kort worden.
De uitkijkende matroos kondigt den walvisch aan, dien hij aan den horizon bespeurt. Dan zijn alle mannen dadelijk op hun post, en als het juiste oogenblik is gekomen, schiet een klein kanon den langen ijzeren haak af, die als de harpoen van zaagtanden is voorzien, en die bij voorkeur wordt afgeschoten op de massa's zacht vleesch rondom de kieuwen.
Driehonderd-negen walvisschen werden op die manier vermeesterd in 1902, die samen niet minder dan 16200 hectoliters traan opbrachten.
De stations voor de walvischvangst liggen in de diepe inhammen van de kust, door de fjorden gevormd. Daar worden de reuzengroote dieren gesneden, nadat het vleesch van de beenderen is verwijderd. De snijders, die ijzeren pinnen onder de laarzen hebben, om niet al te zeer uit te glijden op het gladde dier, houwen trappen in het vleesch en het spek, halen er dan de huid af in strooken, bij de oogen beginnend.
De walvisschen brengen vrijwat op. Buiten de huid, het spek, de traan en de baarden, die naar Christiania en Stavanger worden gezonden, wordt van het vleesch nog gebruikt gemaakt als veevoeder, want in den winter vinden de schapen niets te eten onder de dikke sneeuwlaag. De beenderen en de afval worden voor bemesting gebezigd.
Die walvischstations brengen zeer schadelijke dampen in de atmosfeer en verpesten den ganschen omtrek. De verrottende deelen besmetten de lucht, vervuilen het water van den fjord en vloed en ebbe brengen de schadelijke kiemen overal heen. Dieren worden erdoor vergiftigd; geen visschen blijven in leven in de fjorden, waar de walvischstations gevestigd zijn, en zelfs het aantal zeevogels vermindert er. De vogels, die op krengen azen, raven en kraaien, aangelokt door den stank van rottend vleesch, vermeerderen er zich sterk en verjagen de andere vogels.
De autoriteiten op de eilanden bekommeren er zich niet om; men beschermt zorgvuldig de vogels tegen de jagers; men beproeft de visch te beschermen tegen de sleepnetten; maar men laat het toe, dat de Noren zich aan hun ongezonde industrie wijden en dat ze hun walvischstations onderhouden, die afbreuk doen aan de beide groote industrie?n van de Far?er, de visch- en de vogelvangst, bronnen van den nationalen rijkdom. De belasting van 50 kronen, die er per walvisch van 36 voet lengte op zijn minst moet worden betaald, is maar een schrale vergoeding voor dat nadeel.
Ik heb meer dan één interessant uitstapje gemaakt door den archipel in een boot, waarvan het maaksel weinig is veranderd sedert den tijd der Vikingers. Een twaalftal mannen in bruin vadmel trekken aan de dunne riemen. Men vaart tusschen de wonderlijk gevormde eilanden door, die er uitzien als bultige walvisschen met kaaimanbekken, of als rhinocerossen op nijlpaarden geklommen.
Vooruitspringende schiereilanden doen denken aan dieren, die u zouden kunnen aanvallen en van uit de diepte der zee op u loeren, terwijl hun zware ruggen uit het water opsteken en de donkere kleuren van die dikhuiden vertoonen.
In de spleten der rotsen groeien vetplanten en mossen, en groote steenachtige
Continue reading on your phone by scaning this QR Code

 / 11
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.