richels loopen door de weiden, terwijl overal kloven en bressen gapen. Gehuchten, volkomen gelijk aan Trangisvaag en Thorshavn, zag ik op de bergen liggen in de diepte van de fjorden; ze bestonden soms slechts uit een paar geverfde huizen met daken van graszoden, een klein wit kerkje erbij en loodsen, om de visch te drogen en te zouten.
Uit de boot zagen we hier en daar ook ruwharige paarden met een rossige vacht en schapen met gemsachtige vlugheid, die allen even ophielden met grazen, om ons te zien voorbijgaan. De schapen verliezen juist hun wol; de hals wordt eerst kaal, en uit de verte vraagt men zich af, wat dat voor dieren zijn met dat harige lichaam en een kalen hals als een gier of een kemphaantje.
In de buurt van S?rvog zijn de rotsen gekleurd en als besmeerd met zwavel en bloed. Er storten zich watervallen langs de verbrokkelde hellingen.
Achterin de baai is een walvischstation, waar men de in de buurt gedoode dieren heen sleept.
Op den dag dat ik te S?rvog kwam, had men er juist de geraamten van verscheiden groote walvisschen ontvleesd. Langs het voetpad, dat aan de weide grenst en dat van het station naar het dorp voert, kwamen mannen aanloopen, allen achter elkander. Zij waren in het nationale vadmel gekleed en droegen de blauw en rood gestreepte muts, die men toch nog het meeste ziet. In hun gordel stak het dolfijnmes in een scheede van schapeleêr. Aan een touw, dat over hun voorhoofd liep, hing op hun rug een houten bak bij wijze van mand. De vischvrouwen in den omtrek van Edinburgh dragen op die manier haar vischmanden.
Zij gaan verder en brengen hun walvischpak naar huis; ze loopen met gebogen rug, de armen als hengsels gekromd aan elken kant van het hoofd, de handen gevouwen op het hoofd, sterk en langzaam voortstappend als zwaar beladen dieren, die machinaal, half slapend hun werk doen.
Op een avond, toen ik van Arge kwam, een vroeger melaatschendorp, heb ik een bezoek gebracht aan het kerkhof, dat vol kamillen, korenbloemen en sleutelbloemen stond. Men treft er enkele van die monumenten, als waar de kleine burgerij van groote steden prijs op stelt. Maar de meeste graven zijn eenvoudige grafheuvels met gras begroeid, waar soms bij wijze van steen een door de familie geplaatste bak met bloemen op staat.
Op een anderen dag ben ik, om naar Kirkeboe te gaan, drie of vier uur onderweg geweest door magere weiden, zonder dat ik andere wezens had ontmoet dan een zeer oude vrouw, een armoedige stumper, die de boodschaploopster is tusschen Thorshavn en Kirkeboe. Toen ik in de verte menschen bezig zag in het veen, trad ik op hen toe.
Bij wijze van spade gebruiken ze een zeer ongemakkelijk instrument, dat niet stevig genoeg is, een soort van roeiriem of bat voor cricket met een ijzeren snede. Er kwam rook uit de hoopen, die stonden te drogen. De groote kinderen hielpen hun ouders, en de kleine keken toe. Er was een baby, Inge geheeten, die een ketel op het hoofd droeg voor de aardigheid en die bovenmenschelijke pogingen deed, om een brok turf naar een kist te sleepen, die onbeklimbaar hoog leek.
Voorbij het veenland en de sombere grasvlakten betrad ik tapijten van hoog mos en uitgebloeide heide. Geen geritsel van insecten, geen wegvluchten van hagedissen of salamanders, geen andere dieren dan eksters verstoorden de rust der eenzame woestenijen.
Eindelijk kwam ik te Kirkeboe, dat uit niets anders bestaat dan uit de ru?ne van een gothische kerk, een kapelletje, dat van buiten wit was, en een boerenhoeve.
Die hoeve, die, naar het schijnt, in de dertiende eeuw bewoond werd door bisschop Hilarius, welke prelaat voornemens was hier de basiliek voor de eilandengroep te bouwen, is zeer eigenaardig. Het hek en de omheining zijn vervaardigd van dolfijnenkoppen en van kinnebakken en wervels van walvisschen.
Het huis bestaat uit op elkaar gestapelde boomstammen. De deuren zijn grof gebeeldhouwd; de meubels zijn ruw en na?ef beschilderd, maar toch niet zonder eenige pretensie, als voor kerken. De keuken is zeer zwart en donker, met bijna vergane en verkoolde balken. Banken loopen langs de muren. En in de duisternis maken de verouderde dingen van het huisraad den indruk van het hol van een toovenaar.
De bewoners van de oude hoeve ontvingen mij zeer vriendelijk, en na mij hun domein te hebben laten zien, moesten ze mij ook hun kinderen toonen. De boer was niet blond als al zijn landgenooten, maar donker, terwijl de boerin, een IJslandsche, een lief, blond vrouwtje was met lichte, vroolijke oogen en een onschuldig gezichtje. Zij woonden met genoegen in het oudste huis van het land te midden van wat hun voorouders hebben nagelaten.
Kirkeboe is het eenige punt op de Far?er, waar men het verleden kan oproepen. Trouwens wat de menschen er bouwen, kan de eeuwen niet trotseeren. Alleen het langzame werk der golven geeft
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.