van lange maanden van kalmte inhalen. In de haast om weg te komen verliezen ze nog tijd en onophoudelijk klinkt de kreet: "Grinde! Grinde!" dat is "de dolfijnen!" door alle echo's herhaald.
Alles moet snel gaan, want als ze niet in een kwartier klaar zijn om tot de vervolging der dolfijnen over te gaan, loopen ze gevaar, het spoor te verliezen. Dus weinig minuten nadat de vuren aan alle kanten zijn ontstoken en het sein hebben gegeven, hebben de jagers zich gekleed in hun oliepakken, hebben ze hun wapens in gereedheid gebracht, als harpoenen, messen, stokken en haken en eenigen voorraad ingepakt.
Vrouwen, kinderen en grijsaards wonen het vertrek bij. De kinderen schreeuwen van opgewondenheid. De vrouwen doen nog gauw in de voorraadzakken wat zeehondevleesch, brandewijn en enkele sneden rauwe visch of schapevleesch. Terwijl de grootvaders, als de grijsaards bij Homerus, die om hun zwakte niet aan den strijd konden deelnemen, toezien met den weemoed om voorbijgegane dingen, wijzen ze nog hen terecht, die zullen deelnemen aan het feest, dat voor hen niet meer is weggelegd.
De mannen maken de touwen los, waarmee hun booten waren vastgelegd aan den oever, en krachtig doen de roeiers hun best onder het zingen van toepasselijke liederen. Ze volgen allen de boot van dengene, die het eerst de dolfijnen heeft opgemerkt en ze den eilanders heeft aangewezen. Die boot, die, bij wijze van vlag, aan den top van den mast een oud kleedingstuk heeft hangen of een ander vod, vaart in onbekende richting, geheimzinnig aangewezen door een min of meer ongewone beweging van de zee en geluiden van groote ademende en snuivende dieren.
De dolfijnen maken zich, zoo snel ze kunnen, uit de voeten in hun schrik voor de onbekende wezens, die hen vervolgen en die, hen nauw insluitend, ze drijven naar het uiteinde van een fjord, waar de groote walvischachtigen niet kunnen ontkomen.
Zijn ze in de val, dan laat men ze met rust, en ze mogen vroolijk rondzwemmen met het geruste gevoel, aan een onbekend gevaar te zijn ontsnapt. De booten, die ze eerst nauw insloten, schijnen niets kwaads meer in den zin te hebben; maar intusschen zijn de visschers haastig bezig, den toegang tot het kanaal af te sluiten, zoodat het water geen naar de volle zee open fjord meer is, maar een kom, een besloten ruimte, waar het gevecht zal plaats hebben, of liever waar de moordpartij zal beginnen, want nu zijn alle dolfijnen ten doode gewijd.
Als ze de huizen van het dorp zien, het grijze, zandige strand en de menschen, die er staan te kijken, maken de groote dieren rechtsomkeert en zwemmen vlug weg uit de gevaarlijke buurt met een reeks sprongen en buitelingen. Dan plotseling zien ze zich den weg afgesneden, en terwijl ze, verschrikt en gedesori?nteerd, niet weten of ze weer moeten omkeeren, geeft de meester van de voorste boot den eersten harpoenstoot.
De dolfijnen zijn beangst. De zware vinnen gaan levendig heen en weer en doen de zee koken en de booten schommelen.
Er wordt nu niet meer gezongen, en men hoort alleen den kreet: "Stick! Stick!" dat is "getroffen, getroffen," uitgestooten door mannen, die zonder ophouden met hun harpoenen steken, met hun stokken slaan en met hun messen raken. In den verwoeden strijd voelen ze geen vermoeienis; ze dooden al maar door, vergetend te slapen en te eten, zich in moordlust vermeiend en steeds weer hun kreet aanheffend van: "Getroffen! Getroffen!"
Alleen de geestdrift van de Spanjaarden voor hun stierengevechten kan eenig denkbeeld geven van de opwinding der Far?ereilanders tijdens den moord op de legioenen van dolfijnen, een moordtooneel, dat soms twee of drie dagen duurt.
De dolfijnen gaan sterven. Hun huid, die zeer olieachtig is, kleurt zich purper van het bloed, dat uit hun afschuwelijke wonden vloeit. Hun stuiptrekkingen brengen het water van den fjord in beweging, en er gaan hooge golven. Hun vinnen bewegen met een kracht, die vertienvoudigd is door woede en pijn, zoodat meer dan één boot wordt omvergeworpen. Maar de eilanders, anders zoo gewillig en dienstvaardig, merken nauwelijks het gevaar waarin hun kameraden verkeeren. De kreten van hen, die zullen verdrinken, en die door een slag met een dolfijnvin doodgeslagen kunnen worden, worden overstemd door het vreeselijke "Stick! Stick!" in het oneindige herhaald. Die uitroepen, die weerklinken tusschen de doodskreten der groote, stervende monsters, zullen een drukkende herinnering nalaten aan deze tragische en emotievolle dagen.
Dan eindelijk worden de lijken naar het strand geduwd, elk dier ongeveer zes meter lang. Onder toezicht van den gouverneur en de burgemeesters of sysselmands worden ze genummerd, door cijfers uit te snijden op hun gladde ruggen. Daarna snijdt men de lijken in stukken en gaat over tot de verdeeling van het vleesch; er wordt van weggeschonken aan de geestelijken, de oude menschen, de weduwen en weezen. Nadat ieder van de eilanders zijn aandeel heeft gekregen, wordt de rest verkocht tegen vier ?re het pond.
Continue reading on your phone by scaning this QR Code
Tip: The current page has been bookmarked automatically. If you wish to continue reading later, just open the
Dertz Homepage, and click on the 'continue reading' link at the bottom of the page.